No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT danig onmisbaar. Zij heeft dit natuurlijk ge meen met een aantal andere bedrijfstakken. U zult van mij willen aannemen, dat ik niet gaarne zal beweren dat bijvoorbeeld de land bouw minder onmisbaar zou zijn dan de vis serij; dat is duidelijk. Niet alleen dat de visserij een nuttige be drijfstak is, zij kan ook worden beschouwd als de moeder van de zeevaart. Ik meen door het zo te stellen de zeevaart geenszins tekort te doen. Zij is de plaats waar de liefde tot de zee een voedingsbodem vindt en zij levert daardoor aan ons volk, die kostbare groep van zeevaarders, waaraan Nederland een deel van zijn glorie ontleent. Dus: afgezien van de con crete cijfers van econometristen, afgezien van de betekenis van het artikel vis als voedings middel, afgezien van het feit dat de visserij belangrijk is voor de werkgelegenheid, zijn er voldoende redenen voor een bijzondere be langstelling aandacht en daar waar nodig ook voor hulp en steun". Deze spreker, geachte lezers, was geen vis ser; van origine was hij zelfs een landbouwer; het was niemand minder dan Z.E. de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorzie ning. Gelukkig voor de Zeeuwse visser dat de Minister van Landbouw, Visserij en Voedsel voorziening straks mee een voorname stem in het kapittel zal hebben, wanneer over het lot der visserij in Zeeland zal worden beslist. Doch hoe het ook lope, het zal een moeilijke vaart voor de Zeeuwse visser blijven en het spreekt van zelf dat deze zich afvraagt: is het nodig dat de visserij verdwijnt? Zijn de argumenten door de voorstanders naar voren gebracht zo onweerlegbaar dat de visser het hoofd moet buigen? Het zwaarst behoort het argument der vei ligheid te wegen. Ik ben er niet zo heel zeker van of dit argument bij alle voorstanders even zwaar weegt en economische overwegingen niet de doorslag geven. Hoe het ook zij: heel Zeeuwsch-Vlaanderen en Zuid-Beveland kunnen, waar immers de Wester-Scheldc niet afgesloten wordt, door dijkverhoging wel voldoende veilig gesteld worden. De Zeeuws-Vlamingen en de bewo ners op Zuid-Beveland zijn toch even goede Nederlanders voor wier veiligheid de Neder landse Regering verantwoordelijk is en de be langen der Nederlanders langs de Nieuwe Waterweg kunnen evenzeer door dijkverho ging veilig gesteld worden. Het is wel een grote onderscheiding voor de mensen die aan de Ooster-Schelde en de Grevelingen wonen dat voor hun veiligheid die reusachtige dam men gelegd worden. Maar, geachte lezers, als de veiligheid voor de bewoners langs de Ooster-Schelde zo zwaar weegt, is het dan verantwoord 20 a 25 jaar te wachten met voorzieningen te treffen? De dijken moeten omhoog. Het is zoals in de brochure van Luctor staat: honger van van daag stilt men niet met gebak voor morgen in uitzicht te stellen. Doch als men om andere redenen dijkver hoging voor de Ooster-Schelde afwijst, is dan het leggen van een dam, zoals de Delta com missie nu voorstelt, de enige uitweg? Als tweede argument voor bet Deltaplan geldt: de behoefte aan een zoetwaterbassin om de verzilting en verdroging in Neder land tegen te kunnen gaan. Als een niet Zeeuw het rapport van de Commissie Ruimtelijke Ordening Landbouw (CROL) leest, zou deze tot de conclusie kunnen ko men dat, wat de verzilting aangaat, de toe stand in Zeeland voor de land- en tuin bouw haast onhoudbaar is geworden. Hebt U, Zeeuwse lezer, ooit de indruk gekregen dat het in Zeeland zo erg gesteld is met het zout? Komen de vruchten met de pittigste smaak niet uit Zeeland? De beste landbouw- vruchten komen uit Noord-Beveland, dat rondom in het zoute water ligt. Het CROL- rapport moge op papier nog zo prachtig voor ons uitrekenen dat een zoetwaterbas sin in het gebied der Ooster-Schelde 49 millioen guldens meer opbrengst geeft voor de land- en tuinbouw, diegenen die dit rapport hebben samengesteld weten maar al te goed hoeveel moeite de regering heeft om 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 21