ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3/4
onze land- en tuinbouwproducten in het
buitenland af te zetten en dat een meerdere
opbrengst van x nog niet betekent een
meerdere export van x. Een grondig
onderzoek door onpartijdigen is nodig om
na te gaan met welke minimum hoeveelheid
zoet water men kan volstaan zonder andeJ
ren dermate te schaden dat zij niet meer
leven kunnen.
Immers voor de landbouw is het een kwes
tie van beter worden; voor de visserij een to
be or not to be. Welk recht hebben de land
bouwers om terwille van meerdere opbrengst
van hun bedrijfstak, de grond van de visser,
de Ooster-Schelde, op te eisen om er een zoet
waterbassin van te willen maken? Het is zo
gemakkelijk met het zwaard van „het alge
meen belang" te zwaaien en maar links of
rechts neer te maaien wat in de weg staat,
vooral als dit algemeen en particulier belang
parallel loopt.
Bovendien is de wetenschap reeds vergevor
derd in het omzetten van zout in zoet water.
Momenteel is dit nog een kwestie van kosten,
doch als de atoomenergie straks kan benut
worden, en wie twijfelt daar nog aan, dan is
het veranderen van zout in zoet geen pro
bleem meer en zijn de landbouw en andere
instellingen, die gebrek aan zoet water heb
ben, op die manier even goed geholpen.
En wat de verzilting in de Nieuwe Water
weg betreft, moge ik opnieuw verwijzen naar
de brochure van Luctor, „Zeeland vraagt de
aandacht van Nederland", waar op bladzijde
4 een der oorzaken duidelijk wordt aangege
ven als hij schrijft:
„De Merwede bevat thans uitsluitend wa
ter uit de Waal. Onverdeeld loopt het Waal
water voort van Pannerden tot Werkendam
in een rivierbed, dat een lengte van 90 km
heeft. Bij Werkendam heeft dan een zeer om
vangrijke aftapping plaats. Daar gaat twee
derde van al dat kostbare zoete water door de
Nieuwe Merwede. Dit is een kunstmatige ri
vier, grotendeels product van de Nederlandse
waterstaatsingenieurs. Door graaf- en bagger-
werk op grote schaal werd een breed en diep
vaarwater gereed gemaakt; de vaardiepte is
daar thans nergens minder dan 4 meter be
neden laag water. Daar vloeit bij de laag af
lopende ebbe in het Hollands Diep het zoete
water snel af. O zeker, men is van dat water
af en dat kan nuttig zijn. Niettemin: een
geweldige hoeveelheid zoet water elders zo
nodig, gaat verloren. „Stedebouwer, schepe-
draeger" is de Nieuwe Merwede niet gewor
den; de scheepvaart is zeer gering; wat daar
is aan menselijke nederzetting, is luttel.
Niet meer bij het eeuwenoude Loevestein,
maar bij Anna-Jacominaplaat verenigt zich
het zoete water van de Amer, het Maaswater
dus, met het zoete water van de Nieuwe Mer
wede (Rijnwater) en vloeit verder zonder nut
af naar 't Hollands Diep. En sindsdien wordt
het land van de eigenlijke benedenrivieren
niet meer gedrenkt, „met volle vaten". Een
natuurlijke oplossing.
Die zoetwatervaten konden bijwijlen ook
te vol zijn. Maar in de grote vaarweg naar
Hoek van Holland zijn de zoetwatervaten op
het ogenblik te leeg. De ingreep is te ver ge
gaan. En dat wreekt zich nu. Uit het over-
drevene komt het overdrevene voort. Een dam
door het Haringvliet, die wordt begroot op
135 millioen gulden, zal de afloop van het
zoete water moeten stuiten. Vandaar zal het
naar Rotterdam worden gevoerd. Is het niet
veel doelmatiger 'n weinig op zijn schreden
terug te keren, voorzover die verkeerd blij
ken en het kwaad aan te tasten in zijn wortel
natuurlijk met vol behoud van het goede
dat ook verkregen werd? Het gaat hief om
een juiste middenweg."
In drie van de nummers van het Zeeuws
Tijdschrift"in 1954 verschenenis het Delta
plan behandeld. Of is het eigenlijk wel juist
om te zeggen behandeldWant als ik deze
nummers doorneem, dan constateer ik, dat
de verschenen rapporten met al hun conclu
sies klakkeloos overgenomen zijn. Moet i k
daaruit de conclusie trekken dat de schrijver
voor 100 °/o accoord gaat met alle conclusies
88