ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 Deltaplan telkens weer beweerd dat door goede verbindingen met het vaste land de wel vaart en de bevolkingstoename wordt bevor derd. Ir. Maris beweert dat in zijn voordracht, die hij voor het Verkeersinstituut op 2 Fe bruari j.l. hield evenzeer, doch voegt er aan het eind aan toe: Het stemt tot nadenken dat, hoewel Voorne en Putte door een brug met Rotterdam is verbonden, de bevolking sedert 1880 van 100 terug is gelopen op 97 en als dit cijfer voor Zeeland 144 is, dit voor Tho- len en St. Philipsland (beide met het vaste land verbonden), slechts 113 is. Dus geen be volkingsaanwas, maar de bevolking wordt weggezogen naar de grote steden. Op zich zelf behoeft dit nog geen bezwaar te zijn, doch als men de bevolkingsaanwas als graadmeter van welvaart wil laten gelden, dan spreekt men zich zelf tegen als men beweert dat vaste ver bindingen meerdere welvaart brengen. Nog een sprekend voorbeeld uit de voor dracht van Ir. Maris is dat van het gemid delde vermogen in Nederland. Als men dit op 100 stelt, komt Zeeland goed uit de bus met 122, doch Schouwen-Duiveland, dat zó ge- isoleerd ligt, komt met 141 zeer goed te voor schijn. Blijkbaar klopt hier iets niet. Plano logen en economen behoeven aan de welvaart van Schouwen-Duiveland niet te pas te ko men; dat heeft zich zelf wel geholpen, de isolatie ten spijt. Het erge ervan is dat vele duizenden in den lande de theorie maar slik ken, zonder zich af te vragen of het allemaal wel klopt en onder de directe of indirecte suggestie der theoretici, zingen zij hun partij in de lofzang op het Deltaplan mee, hetzij zacht of hard, zuiver of onzuiver, welluidend of vals en helaas niet alle luisteraars zijn even fijn van gehoor. HET recreatieoordOok dit spreekt tot de mens van deze tijd, het is een modewoord geworden. Ir. Maris zegt in zijn hierboven vermelde voordracht: „Als de tijstromen er niet meer zullen zijn, is het een plassengebied van grote uitgestrektheid en grote schoonheid geworden. Het is dus verantwoord toegan kelijk voor het veel groter getal van de ge middelde watersportliefhebbers, die over kleine beurzen en dus kleine schepen be schikken. Daarenboven wordt het voor de grote centra van bevolking op talrijke pun ten gemakkelijk bereikbaar". Maar om zich zelf tegen te spreken, zegt hij even verder: of deze opbloei van de re creatie als een voordeel of als een nadeel zal worden gezien, hangt af van onze instelling. Inderdaad. Als men in de recreatieoorden z'n ogen goed de kost geeft, wat zien we dan: Kamerverhuurders, die soms zelf in kippen hokken wonen, onder het gemis van ieder comfort, onder gemis van eigen vacantie, van gezinsleven, van Zondagsrust. Is dit niet een offer ten behoeve van de recreatie der stads mensen? Maar afgezien nog van deze sociale kant, laten we ons toch niet te veel voorstellen van het spelevaren op de Ooster-Schelde, ook al zal het gemis aan tijstromen het gevaar ver minderen. De plassen blijven groot en diep. Trouwens kunnen we van dit recreatieoord voor Zeeland zo'n bron van welvaart ver wachten? Prof. Tinbergen verwacht een op brengst verhoging van jYi millioen. Aanne mend nog dat Prof. Tinbergen dit zo precies kan schatten, maar nationaal bezien, kan dit geen meerdere welvaart brengen. Een aantal zeilers die anders hun geld op de plassen el ders verteren, zou dit misschien nu in Zeeland doen, maar voor Nederland blijft dit hetzelf de. Bovendien de watersport blijft altijd een dure sport en ik kan me niet indenken dat er nu opeens meer motorjachten en zeilschepen gebouwd worden nu speciaal Zeeland toegan kelijk wordt. DE industrialisatie. Aannemend nog, dat er, dank zij de ontsluiting van Zeeland, industrie op Schouwen- Duiveland zou komen of ergens anders, zou dit voor de Zeeuwse bevolking een winst zijn? Trouwens men wil toch een 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 24