ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 Ter Duinen worden beroofd en aangevallen. Zo groeien de lekebroeders, die vooral de Uithoven bevolkten, in strijd en wapengeweld. Dan nadert het roemrijke jaar 1302. Alles gordt zich ten strijd om het Franse juk af te werpen. Zeeuwse edelen steunen het be vriende Vlaanderen. Jan van Renesse trekt met zijn troepen door de polders. Willem is aan het ploegen. Hij heeft gediend onder Renesse en de aanhankelijkheid van de reus voor zijn oude heer roept alle oerdriften in hem wakker. Hij spant zijn paarden uit en trekt mee naar Groeninghe. Zijn goedendag woedt hevig onder de Franse soldaten. Hij doodt de aanvoerder, Robert, broer van de Franse koning. De Vlaamse leeuw zegeviert en Willem trekt terug naar zijn klooster. Hij haakt naar andere veldslagen. Zijn gespierd lichaam vraagt een doel, hij wil. vechten, in wilde werveling van zijn ontembare macht. Hij wordt een ontembare in zijn klooster en ver wondt op een mooie dag de abt van Ter Doest. Hij vlucht naar de toren van Lisseweghe en verschanst zich daar. Uit Brugge naderen de troepen van Pieter de Coninck en Jan Breijdel die hem bevrijden. Als boete moet hij een bedevaart doen naar het Heilig Land. Hij neemt stok en reiszak en als een andere Ahasverus meet hij met zijn reuzestappen de landen, bossen en bergen die hij doortrekt. In het Oosten stort hij zich als broeder van de orde van St. Jan, in de strijd tegen de Turken. Hl] was een vechter. Zoals hij waren er velen. Benedictijnen uit St. Baafs en St. Pieters te Gentde Cistercien- sers van Boudeloo bij Sinaay) en Camhron in Henegouwen van Ter Doest en Ter Dui nen, de Norbertijnen uit Drongen. Zij hebben meer dan vier eeuwen lang bedijkt en her- dijktWant in de aanvang der Middel eeuwen splitste de Schelde zich in twee armen. De ene liep langs Antwerpen door de Ooster- schelde naar de zee, de andere arm, de Livia, stroomde tussen Aardenburg en Brugge in de Mare Germanicum (de NoordzeeTussen deze monden lagen o.m. Quator Officia (de Vier Ambachten) en Wasia. Deze gebieden vormden practisch één ge heel met Beveland en Walcheren. De Westerschelde (de Honte) was aan vankelijk een onbeduidende stroom. Volks etymologie vertelt dat een „hont" over het water springen kon. Maar de geul werd uitgediept. Onbereken baar is het water als de menselijke ziel. De Schelde wordt breder. Ze vreet aan het land. De strijd begint. Grote gebieden gaan ten onder. Schorren, doorsneden van machtige kreken, worden opnieuw bedijkt! Saeftinghe gaat ten onder, zodat het oude Hulsterloo als het ware een eiland wordt te midden van schorren en moeren. Oude kronieken en geschiedboeken verha len ons van de oneindige reeks watervloeden die onze landen teisterden. Sommige poëtische geesten drukken het zelfs uit in versvorm. „Int jaer 1300. des zijt vroet Zo ghinc Sente Katherine vloet Zo dat doen in Vierambachte versoncken 17 prochien met volke verdronken. De gewone kroniekstijl met haar eenvou dige, directe zegging geeft veel navranter de tragiek van een ramp weer: Int selve jaer (1337) op den heiegen kerst nacht ghesciede in Vlaanderen groot jammere van de watere ende zonderlinghe in Vier Ambachten, zo dat vele lieden ende beesten verdroncken, de kinderen die in de wieghen lagen die vloten achter die zee ende 00c die huisen mede." En wie kent niet de Sint-Elisabethvloed? „Int jaar dusentich vierhondert ende vive Was Sente Lijsbetten vloet alzoo ic scrive Daer dat groot screiden was ende wee. Daer menich mensche doen in verdranck Die men sach commen ghedreven ant lant. Wanneer we als baken in deze zee van veranderingen zo ongeveer het jaar 1400 ne- 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 28