ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 men met behulp van dammen, terpen of dij ken de ouderdom van de afzettingen kunnen vaststellen. Op deze wijze werden de volgende relatieve zeestanden afgeleid. 16 a 18 m 14.50 m 4.25 a 4.50 3.25 m 2.50 m 1.70 m 1.30 m 0.70 m In de N.A.P. ca. 5 500 v. Chr. 5200 2300 1700 1200 300 100 n. Chr. 600 figuur zijn deze hierbij afgedrukte gegevens verwerkt. De zeespiegelstijging neemt dus in het groot gezien langzamerhand af. Omstreeks 5500 v. Chr. steeg de zee circa 75 cm per eeuw, om streeks 2000 v. Chr. circa 15 cm en in het tijdvak van het begin van onze jaartelling tot heden 6 a 7 cm per eeuw. Dit zijn echter ge middelde stijgingen. Beschouwt men de stij gingen over kleinere perioden, dan zijn er tijdelijk veel grotere waarden geweest, die af gewisseld werden met tijden waarin deze waarden geringer waren. De stijging verliep dus schoksgewijs. Dit blijkt ook uit de rela tieve zeespiegelstijging, die thans plaats vindt. Volgens de grafiek zou deze nu niet meer dan ongeveer 5 of 6 cm per eeuw mogen bedragen, deze is echter thans groter waarschijnlijk ligt het juiste bedrag tussen 10 en 20 cm per eeuw. Uit de afwisseling van klei en veenlagen en ook uit het optreden van de bewoning blijkt dat ook in het verleden de zeespiegelstijgin gen schoksgewijs verliepen. In tijden van ster kere zeespiegelstijgingen wordt er namelijk veel klei en zand door de zee afgezet, terwijl er in tijden van verminderde zeespiegelstijgin gen de veengroei toeneemt, terwijl in die tij den ook bewoning van het kustgebied moge lijk was. Het optreden van de vermeerderde zeespie gelstijging lijkt een zekere regelmaat te bezit ten. Ongeveer om de 500 jaar trad in het ver leden een tijd van versnelde zeespiegelstijging op. Ook thans maken we een tijd mee waarin de zeespiegelstijging groter is dan normaal, de stijging is ongeveer 10 cm per eeuw groter. Het is echter volgens Bennema te verwachten, dat na ongeveer een eeuw deze grotere zee spiegelstijging weer af zal nemen. De oorzaak. De oorzaak van de relatieve zeespiegelstij gingen is naast de werkelijke bodemdaling ge legen in het afsmelten van het ijs van de glet- schers aan de polen en op de bergen. Deze afsmelting is weer een gevolg van het klimaats verloop. Een geringe stijging van temperatuur doet veel ijs en sneeuw smelten. De oorzaken van de wisseling in het klimaat zijn onder an dere: een veranderde windrichting en toe of afnemen van de luchtcirculatie. Uit de aard van de planten die in de verschillende veen lagen gevonden zijn, blijkt dat ook het klimaat vrij regelmatig wisselt. Deze wisselingen klop pen met de wisselingen in de zeespiegelstijgin gen. De laatste 130 jaar is het klimaat in Eu ropa in oceanische richting veranderd. De ge middelde jaartemperatuur is b.v. in Scandina vië en Groenland met 3 graden Celsius geste gen. In ons land zijn de gemiddelde winter- temperaturen de laatste eeuw met 1 graad Celsius gestegen, de gemiddelde anuari-tem- peratuur zelfs met 1,9 graad Celsius. De wind richting is gekrompen. Gevolgen. De gevolgen van kleine zeespiegelstijgingen voor een natuurlijk landschap zijn niet zo erg groot, immers met de stijgingen gaat opslib- bing gepaard, het land wordt aangepast aan de stromingen en de stormvloeden lopen niet zo hoog op, omdat er geen dijken zijn. Een niet natuurlijk landschap zoals dat van Ne derland nu grotendeels is, heeft indien de kustverdediging niet voldoende is, veel meer te lijden van de zeespiegelstijging. Op ver schillende plaatsen komen zeer dicht onder de dijken of duinen diepe geulen voor, waarin een sterke stroom staat, welke ineenstorten van de dijk of het duin tot gevolg kan heb ben. Op andere plaatsen ligt het achter de dijk liggend land zo laag of is de ondergrond 110

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 44