No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
overtuigingen, door gissingen en vermoedens.
Mijn artikel zal op veel punten aanvechtbaar
zijn, maar de stelling van het probleem, meen
ik, niet. Het probleem is te belangrijk om het
te ontwijken. Het is te belangrijk om zich niet
te bezinnen op de toekomst van de mens van
de deltagebieden. Dit artikel vertelt U alleen
maar hoe één mens zich die veranderingen in
denkt en hoe die mens voor de bevolking
meer gevaren dan lichtpunten ziet.
Nederland is arm geworden aan recreatie
oorden. Arm aan gebieden waar de natuur
overweegt op elke menselijke bedrijvigheid.
De Veluwe dreigt een gecultiveerd reservaat
te worden, óf het wordt op een andere ma
nier verknoeid. De Waddeneilanden, stukken
van Limburg, Drente en Overijsel komen, door
hun ligging, het meest nabij aan onze voor
stelling van natuurlijk gebied'. In Nederland
zijn de mogelijkheden verdwenen, men heeft
geen ruimte meer om de ontspanning die de
mens nodig heeft, op te vangen in natuurge
bieden. Het gevaar dreigt dat de weinige na
tuurgebieden plaatsen worden waar het amu
sement gaat overwegen en waar het natuur
lijke, door de onnatuurlijke ontspanning die de
mens zoekt, verloren gaat. Het gevaar dreigt
van alle kanten: door een intensieve industri
alisatie worden de cultuurgronden bedreigd;
door gebrek aan cultuurgronden worden de
'natuurlijke gebieden' bedreigd. Zeeland nu, is
rijker aan natuurgebieden dan enig andere
provincie. Door de ligging afgelegen, moeilijk
te bereiken, grote moeilijkheden voor industri
alisatie), bleven die 'natuurgebieden' bestaan.
Dat de mens ontspanning in de natuur no
dig heeft, is een bekend feit. In New York
wordt het meer en meer gewoonte dat men
zijn woning buiten de stad gaat zoeken. Dit
anti-urbanisme wordt bovendien zeer bemoei
lijkt doordat iemand, die in New York werkt,
vaak langer dan een uur moet reizen, voor hij
'thuis' is. In andere steden is het gemakke
lijker; bromfietsen, bussen, auto's en scooters
bevorderen het reizen en dus het wonen bui
ten de stad. En heel vaak merkt U nu al op
dat in het goede oude Europa (zoals Viruly
het eens noemde), de cultuur, die tot voor
kort in de grote centra geconcentreerd was,
zich ook buiten die centra gaat ontwikkelen.
Kunstenaars ontvluchten de steden (ik noem
U alleen Picasso en William Faulkner) en wo
nen 'buiten'. Zo sterk is zelfs de drang naar
het 'natuurlijke gebied', dat ik lukraak uit de
nederlandse dichters kan putten;
1. Gorter (Mei)
er is iets dat bekoort
in ieder ding en die dat weet, hij gaat
altijd langs watrendoor jong gras, en laat
zijn nog zijn voeten koel in dauw van wei.
2. De jonggestorven Hans Lodeizen:
De moeheid roeit in een bootje
roeit langs geweldige steden
die drijven ieder een eiland
langs de kust van het
gefantaseerde intellect.
3. De zeer jonge, sympathieke dichter Hans
Andreus:
Maar nu toch verlang ik naar andere landen:
een kust, een zee bezocht door vissers en goden.
Mier Parijs) vermoeit mij het fijn licht,
de koude gulden regel, en het gebrek aan wat de aarde
geven kan: een nieuwe roes.
Om die nieuwe roes in het natuurlijke ge
bied gaat het mij. De reeks citaten van dich
ters had ik gemakkelijk tot drie bladzijden
uit kunnen breiden, maar de plaatsruimte ont
breekt mij. Haast even overtuigend is het vol
gende: Waarom kwamen zo veel grote kun
stenaars naar Zeeland? Ik noem U voor de
vuist weg: Boutens, Toorop, Van Schendel,
P. H. Ritter. Waarom bleven Kimpe en Ja-
cobsen hier? Waarom had Nijhoff een huisje
in Biggekerke? Waarom verdedigt Nescio de
stilte van Zierikzee? Waarom woonde Hen
drik Willem van Loon in Veere? Waarom
woont Van Schagen in Domburg? Waarom
wonen en woonden al die schilders in Veere
en de velen die ik niet noem elders in Zeeland?
Waarom noemde Viruly de Campveerse To-
113