No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT inkrimping van de vrije gebieden en het aan leggen van reservaten. De meest ongerepte gebieden lagen in Zeeland; ze zullen verdwij nen. Men schrijft herhaaldelijk dat de Zeeuw se eilanden uit hun isolement verlost moeten worden. De enige reden kan zijn: een econo mische reden. Maar dat die verlossing ook een 'innerlijke' verlossing zal zijn, betwijfel ik. Hoeveel mensen zullen het isolement liefheb ben, omdat juist daardoor de gedachte nog niet zo snel gaat als het verkeer? Omdat Zee land nu nog niet de monstrueuze uitwas van een industrie-gebied vertoont? Max Tak schijnt gezegd te hebben dat als hij nu kiezen kon waar hij mocht wonen, hij in Zoutelandc ging zitten. Zoutelande is voor een mens uit New York een wensdroom, een ideaal. De inpoldering van het Zuidsloe was nood zakelijk: nieuw land werd gewonnen. Vogels en bloemen en planten verdwenen. Niemand zal dit als argument aanvoeren tegen inpolde ring. Maar laat men dan ook niet als argu ment voor het deltaplan aanvoeren dat de economie zal verbeteren. Wellicht konden Ba rend Zwerfmans en de heer Vijverberg U be ter vertellen hoeveel 'schoons' al verloren ging. U kunt iets te weten komen als U het verslag van de Schouwse Vogelwacht leest. Daar staat wat verloren ging na en door de ramp. Ik wil geen onredelijke romanticus zijn die vast houdt aan het oude, omdat het oud is. Ik besef hoe wij tegenwoordig de molens zien als een kenmerkend onderdeel van het land schap, maar evenzeer vermoed ik hoe men vroeger diezelfde molens wellicht verguisd heeft omdat ze het 'landschap' ontsierden. Ik wil ook de waarschuwing van Prof. Mönnich (Pelgrimage, pag. 169170) niet voorbijgaan zonder meer. Ik wil me lijnrecht tegenover hem stellen als hij beweert: 'de stedeling heeft dit voor, dat de taal van het Christendom stadstaal is, dat het Paulinisme stedelijk is, en dat de agrarische gedeelten van het Oude en Nieuwe Testament door de Christelijke cul tuur zijn verwerkt tot stedelijke vormen.' Ik wil zeer egocentrisch zijn (ik zei het U al in de aanhef van mijn artikel) en het betreuren dat die streek in Nederland, waar de rust en de vrijheid nog tastbaar zijn, zullen ver dwijnen. Maar ik wil beslist uw aandacht vragen voor die tienduizenden deltabewoners, die het meest betrokken zijn bij de komende veranderingen. Wat gaat er met hen ge beuren? Zullen ze zich toespitsen op het seizoen-bedrijf aan de zoetwatermeren? Toespitsen op het opvangen van vreemde lingen, en handelslieden worden zonder die ruime blik van de reizende handelslieden? Ik durf het niet eens te vragen. Maar wel dit: hoe zullen zij innerlijk reageren op de overschakeling? Hoe zullen zij reageren als de stranden geëxploiteerd worden? Als schelpen en strand-nestelende vogels zeld zamer worden? Als de weinige bossen voor het publiek verboden worden? Als over de duinen alleen de duinovergangen vrij zul len zijn? Als ze zich in de recreatie-oorden alleen zullen mogen ophouden in het bezit van een toegangskaart? Als de industrieën die zich hier zullen vestigen de mensen naar de steden zullen trekken? Als alles, wat on betwistbaar hun geestelijk eigendom was, niet meer hun eigendom zal zijn? En dat alles omdat het deltaplan zijn geld waard is? Nee, omdat het deltaplan de levensveilig heid van tienduizenden mensen waarborgt. Hoe hun levensomstandigheden, hun geeste lijke reacties zullen zijn, kunnen U en ik slechts gissen. Hun menselijk-zijn, hun inner lijk. wat weten wij er van? We zouden als voorbeeld na kunnen gaan hoe het de Zui- derzee-vissers vergaan is. Wat is uit hen ge worden? Ik weet het niet. De menselijke min derheid is vergeten, lijkt het. De meerderheid schijnt het belangrijkste. In dit artikel waagde ik het, zonder sta tistische gegevens, een gissing te maken. Waagde ik het uw aandacht te vragen voor het menselijke. Omdat ik vrees dat Zeeland als Zeeland ten onder zal gaan. Omdat ik vrees 115

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 49