No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT geen goed toebereid zaaibed en waar ze zich in de barre woestenij van zand en modder toch nog te weelderig zou ontwikkelen met de meest moderne middelen van de technische en chemische wetenschap te lijf gegaan. Niette min wordt een geheel kale polder aan zich zelf overgelaten meestal reeds in eén jaar geheel overtogen met een dicht plantenkleed, waarvan de opmerkzame beschouwer zich te recht afvraagt hoe dat mogelijk is. Maar daar voor zijn de meeste van die eerstelingen dan ook pionierplanten, die zich tot taak hebben gesteld om dergelijke terreinen te veroveren. Toch kan met recht worden gevraagd waar al de zaden voor deze eerste planten vandaan komen. Deze dingen hebben vooral de laatste 25 jaren ook de aandacht van de botanische wetenschap gehad en belangwekkende onder zoekingen hebben plaats gevonden. Tijdens de voorbereidingen voor de droog making van grote gedeelten van de Zuiderzee werd door de Nederlandsche Botanische Ver- eeniging een Commissie ingesteld, die tot doel had om de reacties van de plantengroei, welke onder de invloed van die droogmaking zouden ontstaan, te bestuderen. Enkele leden van die Commissie brachten op 15 Augustus 1928 een bezoek aan de Proefpolder te Andijk, die toen ongeveer een jaar tevoren was drooggekomen. Was daar in 1927 weinig vegetatie, in 1928 werden reeds een vijftigtal planten in de pol der genoteerd. Ongeveer terzelfder tijd wer den op een hectare in tact gelaten grond in de Balgzandpolder ongeveer een zelfde aantal planten aangetroffen. In de Wieringermeerpolder en in de Noord oostpolder konden de waarnemingen meer in tensief en over langere tijd worden gedaan, dank zij de instelling van een aparte afdeling daartoe bij de dienst van de Wieringermeer. Het eerste jaar van het droogvallen van de Wieringermeerpolder (193 1) werden 99 soor ten planten geteld en in de Noordoostpolder in het overeenkomstige jaar (1942) niet min der dan 196 soorten. Deze laatste kon toen echter niet meer als zout worden aangemerkt, aangezien het Ysselmeer sedert het gereedko men van de Afsluitdijk aanmerkelijk verzoet was, terwijl bovendien de mogelijkheid van vestiging van nieuwe planten aldaar zeer werd bevorderd doordat de aan de Oostzijde daarin uitstromende rivieren veel plantenzaden zul len hebben aangevoerd. De bestudering van deze nieuwlandbegroeiïng was daarom niet minder interessant en voor het in cultuur bren gen van de grond van zeer grote waarde. Het verschijnsel is echter niet nieuw; overal waar land boven water komt staat een reeks van die pionierplanten gereed om van die grond bezit te nemen. We kunnen dit ook reeds waarnemen op de buitendijkse slikken en schorren. Het begint met haast onzichtbare algenplantjes, doch vrij spoedig verschijnen ook reeds hogere plantendie bloeien en zaad geven. De eerste planten zijn alle eenjarig; ze zouden de koudede winterstormen en de hef tige bombardementen met zandkorrels niet overleven. Maar in de weinige maanden van hun bestaan in de zomerperiode produceren De polder van Kruiningen in het najaar van 1953. woest en ledig." 117

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 51