ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 ze zulk een menigte zadendat daardoor de grondslag voor hun voortbestaan in volgende jaren ruimschoots gelegd is, terwijl een gedeel te dan nog kan blijven liggen om soms vele jaren later eerst een kans te krijgen. Die vele zaden worden door de wind of drijvende op het water of door mensen en dieren verspreid en U kunt er verzekerd van zijn, dat in de kale vlakten van de Polder van Kruiningen en op Schouwen en Duiveland millioenen zaden van wilde planten hun kans lagen af te wach ten om zodra de temperatuur wat steeg deze te grijpen. Bakker schat het aantal planten- zaden in een normale akker op 100.000.000 en vond in de Noordoostpolder in het tweede jaar een gemiddelde van 3 milliard kiemplan- ten per hectare. Plaatselijk kan deze dichtheid nog ver daar bovenuit komen. In 1947 noteer de ik op Walcheren op enkele plaatsen meer dan 130 kiemplanten van zeeaster op één vier kante centimeter; dit zou neerkomen op ruim 13 milliard per hectare. Zeeasterbegroeiïng op Schouwen na inundatie. Door de ondervinding in de eerder genoem de gebieden en op Walcheren kon met vrij grote zekerheid worden voorspeld, welke planten in de drooggekomen gebieden konden worden verwacht, alsmede de dichtheid ervan. Daarbij diende onderscheid te worden ge maakt tussen de gebieden, die geheel over stroomd zijn geweest zoals de polder Kruinin gen en de polders in Duiveland, en die, welke een aangrenzend gedeelte hadden, dat door de hoge ligging droog gebleven was, zoals in Schouwen. Ook in Walcheren was dit verschil in 1946 duidelijk tussen de Zuidwatering en de rest van het eiland. In de Zuidwatering groeiden het eerste jaar meest alle halophyten of zoutplanten, in hoofdzaak zeekraal, klein schorrekruid, zilte en gerande schijnspurrie en zeeaster. Echter ook kamillen, vooral de Echte kamille Matricaria chamomilla L.) en Strand- kamille (Matricaria inodora ssp. maritima L.) verder ganzevoeten en melden, vooral Spiesbladmelde Atriplex hastata L.) Meegevoerd door wind en water. In het overige gedeelte van het eiland kwa men behalve de bovengenoemde soorten, aller lei planten voor, wier zaden van de rand uit op het water of door de wind waren medege voerd, o.a. kraailook, nagelkruid, raket, steen- kruidkers, zilverschoon en smalbladig wilgen roosje, doch ook zulke welker zaden ter plaat se in de bodem aanwezig waren en niet door het zeewater waren aangetast, o.a. distels, klissen, klavers en grassen. De meeste dezer planten kwamen in het eerste jaar langs weg bermen, slootkanten en op nog niet in cultuur gebrachte akkers reeds in bloei en brachten een menigte zaden voort. Vooral de zeeaster, wier zaden door de wind worden verspreid, kan daardoor een grote uitbreiding ondergaan (Bakker vond voor de Noordoostpolder een uitbreiding met een straal van 3 a 5 kilometer per jaar). Op Schouwen was in 1946 een zeer dichte vegetatie van Zeeaster, waarvan het pluizende zaad soms de aarde met een dikke laag bedekte. Ook de Spiesbladmelde, waar van in het najaar de gehele plant dikwijls van 118

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 52