No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT de wortel los raakt en dan door de wind rol lend over kale vlakten als z.g. steppenruiter wordt meegevoerd, strooit tijdens die reis zijn vele zaden over grote oppervlakten uit. Voorzover mijn gewone werk dit toeliet, heb ik in de twee jaren na de ramp deze plan tengroei in de drooggekomen geïnundeerde gebieden bestudeerd en het komt mij voor dat, na het vele dat over de ramp reeds is geschre ven, het dienstig kan zijn om ook daarover een en ander in wijder kring bekendheid te geven. Het is opmerkelijk hoe snel op deze kale vlakten de zaden kiemen, zodra de weersom standigheden daartoe gunstig zijn. Feekes vond, dat zaden, na een tijdlang onder zee water te zijn bewaard, zeer snel kiemen als ze daarna in zoet water worden overgebracht. Ditzelfde proces vindt plaats ten opzichte van de in de aarde rustende zaden op de droogge komen poldergronden, als deze door regenval oppervlakkig worden ontzilt. Er ontstaat daarna als het ware een onderlinge wedstrijd om dit land zo vlug mogelijk te veroveren. Op Walcheren verschenen in 1946 de eerste kiemplanten op 3 1 Maart aan de zonzijde van slootkanten en 14 dagen later waren die plaat sen reeds bedekt met een aaneengesloten plan- tenkleed. In 1952 kwamen in de polders, die slechts kort waren geïnundeerd, de wilde planten zeer snel tot groei, doch aangezien de meeste gronden nog datzelfde jaar met landbouwge wassen werden bezaaid en ook chemische on- kruidbestrijding werd toegepast, waren deze gebieden als studie-object van ondergeschikt belang en er kwamen weinig vermeldenswaar dige verrassingen aan het licht. Daarvoor was de inundatie ook te kort geweest. Even moge worden gereleveerd, dat in Juni in de Reigers bergerpolder onder Rilland enkele planten van de Blauwe Morgenster Tragopogon porrifo- lius L.) bloeiend werden aangetroffen. Deze plant, op zijn minst tweejarig, met een lange penwortel, was dus door het water niet aan getast. Van meer belang waren de pas laat in 1953 drooggekomen gebieden, zoals de Kruiningen- polder en Schouwen en Duiveland. In de eer ste plaats dienen enkele overblijvende planten te worden genoemd, die een onderdompeling onder zeewater gedurende lange tijd kunnen verdragen. In 1953 groeide het riet in de pol der van Kruiningen al weer welig uit de oude wortelstokken op; hetzelfde was het geval met enkele grassen, en de Zeebies Scirpus mariti- mus L.) is daar nog beter tegen bestand. Op Walcheren verdroeg zij de onderdompeling van meer dan een jaar. Na de droogmaking tot nieuw leven gewekt, herstelde zij zich in korte tijd en na een jaar vormde zij reeds weer een zware randbegroeiïng van de half vol gespoelde waterlopen en groeiden vele kleine sloten er mee dicht. Ook op Schouwen is zij door het zeewater niet len onder gegaan. Zönes. Het viel op dat de uit zaden ontstane plan- Begroeiïng met Zeebies (uit wortelstokken uitgelopen) van een afwateringssloot op Walcheren in 1947. 119

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 53