No. 5
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Wel vibreert in het ouder werk van Kimpe
zijn sterke liefde voor Walcheren en zijn volk,
voor de typische karaktervolle koppen, de pit
toreske klederdracht, voor de zee, voor de
schepen en de huizen aan de ka, voor de ma
troos en zijn lief, voor de oerkrachten in boer
en zeeman, voor het simplistisch, maar sterk
liefdeleven van de eenvoudige, waarin plots
een gevoelige snaar een romantische melodie
snikt, te midden van een constructief lijnen
spel. Zijn Haventje van Veere, zijn Zeilsche
pen en Huizen op de Kade, ademen een
sfeer van voornaamheid, van gebonden harts
tocht, van calvinistische ingetogenheid. De
drie krachtige koppen op zijn „Wcstkapelse
Dijk", sterk en onverwoestbaar, zijn van een
bronzen kracht en ze blijven in je voortleven
als broers van één geslacht.
De matrozenliefde sterk hartstochtelijk
en sentimenteel krijgt een markante vorm
geving in „Matroos met Arnemuids meisje"
„Zeebloemen" en „Serenade".
Kimpe is in deze periode de schilder van
Walcheren, zoals hij het zag en zoals hij het
greep.
Een grote rijpheid bereikt Kimpe's werk in
de periode van 1946 tot 1952.
Dit tijdperk rijk, vruchtbaar en van een
gave artisticiteit wordt o.i. beheerst door
zijn mysticisme, constructivisme en idealisme.
Dit laatste in de platonische betekenis van het
woord. In zoverre is er verwantschap tussen
zijn werk en dat van de grote dichter Boutens.
Kimpe zoekt in alles naar de constructie: de
ingenieur is in hem nooit verloren gegaan.
Daarom moet Kimpe geloven in het leven en
de betekenis er van.
Voor hem heeft het leven constructieve be
tekenis. Zijn vormgeving is een haast geome
trisch spel van lijn en vlak. Het ritme van
zijn werk is streng gebonden en toch stijgt het
boven de geometrische oervorm die aan bijna
al zijn werk ten grondslag ligt.
Zijn mysticisme we zouden ook kunnen
zeggen zijn bijna middeleeuwse religiositeit
geeft aan het werk van deze bloeiperiode
een heel aparte sfeer en verzacht de realiteit
tot een stil-musicerende innigheid. Daardoor
is zijn naakt nergens schrijnend hard; het heeft
de contemplatieve devootheid van de Middel
eeuwse primitieven. Nergens wordt het wulps
of uitdagend, zelfs niet in een gegeven als
„Serenade"
In „i'Ecuyère", schildert hij een naakte
vrouw op een gestyleerd paard, anatomisch
juist, maar gegroeid tot een idee, een symbool,
dat je aanstaart uit een irreële wereld van
droom en verbeelding. Zo worden zijn motie
ven tot abstracties zonder de natuurlijke vor
men los te laten. Zelfs in zijn portret van een
violist S. H., wordt het de violist X en het
portretje van zijn kleinkind V. K. wordt de
verinnigde uitbeelding van een peinzend kin
derkopje, het symbool van het kind-zijn.
Dit mystiek constructivisme schenkt ons
meesterwerkjes als „Ogives", „l'Attente" en
„St. Caecilia".
In „Ogives" (spitsbogen) wordt uit het
edele spel van de lijnen een figuur geboren,
die in haar religieuse gestrengheid voor mij de
schoonste uitbeelding is van de geest die de
Middeleeuwse bouwmeester bracht tot zijn
subtielste gotische scheppingen.
In „l'Attente", geeft hij ons een vrouwen
figuur met lange gestyleerde handen, grote,
verwachtende ogen, religieus van tonaliteit,
maar in heel de uitbeelding domineert toch
nog de verfijnd vrouwelijke pose, de bestu-
deerdheid van het gracielijk beheersen van lijn
en vorm.
„St. Caecilia" is wel een der gaafste werken
van deze periode. Dicp-religieus van toon,
voornaam en stijlvol, rijk van symbool en ge
schilderd met een palet, dat haast klassiek
mag heten.
Want Kimpe bezit een fabelachtige tech
niek. Zijn palet is rijk aan bijzondere kleur-
nuanceringen. Zijn kleuren gloeien. De klein
ste hoekjes van een doek uit deze periode zijn
vaak meesterstukjes van techniek. Hij heeft
het geduld van een Middeleeuwer, maar toch
maakt zijn werk nooit de indruk van gepeuter
of geliktheid.
143