ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 de betreffende gebieden onderzocht. Natuur lijk is het goed om afstand te nemen als men een onderzoek instelt, echter is er m.i. aan leiding voor de vraag of de afstand niet te groot is, of de opsteller zich niet te ver heeft gedistancieerd van de Zeeuwse mentaliteit en het Zeeuwse leven in zijn diverse schakerin gen. Een laatste inleidende opmerking betreft de waarde die men toekent aan het kerkelijk le ven en aan de heersende zeden in het gemeen schapsleven. Deze komen er in het betreffende rapport wel heel slecht af, worden meer ge zien als een sta in de weg dan als iets dat waarde heeft. Ik hoop op bovenstaande opmerkingen hier en daar nog terug te komen. Het oriënterend onderzoek waarvan het re sultaat is neergelegd in het uitgebrachte rap port, kan als zeer waardevol worden beoor deeld. Als diagnose van de herverkavelings- gebieden is het zeker bruikbaar, vormt het ze ker aangrijpingspunten voor de noodzakelijke nazorg. Wel dienen hier en daar enkele vraag tekens geplaatst te worden, is er plaats voor enkele critische kanttekeningen. Een en ander doet echter niets af aan de waardering die wij bereid zijn toe te kennen aan het werk van de heer v. d. Kerkhoff. Na deze inleiding dan enkele impressies over de onderdelen. Wanneer in de inleiding gesproken wordt van een achtergebleven ontwikkeling, dan zeg ik, pas op mijnheer v. d. Kerkhoff, wees voor zichtig met grote woorden, niet te veel verge lijken met industriële centra en de grote stad. Spreek liever van een eigen ontwikkeling waaraan nog wel iets te verbeteren valt. Met al te grote woorden van achtergebleven en onderontwikkeld dreigt het gevaar dat men de bevolking al bij voorbaat tegen zich inneemt en dat zal het opknappingsproces niet bevor deren. Een vraagteken is op zijn plaats als gespro ken wordt over de gevolgen van het isolement. Bestaat de gesloten dorpsgemeenschap nog wel? Heeft de verbetering van de wegen, de toe name van het verkeer, telefoon, radio, auto en bromfiets hier zijn werking al niet gedaan? Is de confrontatie met een andere levensstijl hierdoor al niet ingezet, vooral onder de jon geren? De gesloten dorpsgemeenschap zal steeds meer blijken een stukje historie te zijn. Elke poging deze in de oude vorm te herstellen zal gedoemd zijn te mislukken. In deze dienen we de klok niet terug te draaien. De kwetsbare economische structuur waar over op pagina 4 gesproken wordt door het overwegend agrarisch karakter van de her- verkavelingsgebieden, zullen wij, naar mijn mening, als een gegeven hebben te aanvaar den. Zal de industrialisatie in Zeeland groot ser vormen gaan aannemen, dan zal deze zich waarschijnlijk toch hoofdzakelijk beperken tot de streekkernen. Misschien zal hier en daar op een dorp zich een industrie vestigen, voor lopig zal het overwegend agrarisch karakter wel gehandhaafd blijven. Bovendien zijn er ontwikkelingsgebieden die wel duidelijk aan tonen dat de vestiging van industrieën op het platteland met vele sociale en culturele moei lijkheden gepaard gaat. Wordt in het rapport de invloed van de industrie niet wat te een zijdig als "zegenrijk" voorgesteld? Verleidelijk wordt het in te gaan op het verband tussen Calvinisme en mystieke inslag van de bewoners. Heel verstandig gaat de op steller van het rapport hierop niet verder in en geeft hij slechts de mening van anderen weer. Het komt mij voor dat de zuivere leer van Calvijn een oorlogsverklaring betekent aan het mysticisme. Te dien opzichte dient zeker naar een andere verklaringsgrond gezocht te wor den voor de verbreiding van het calvinisme in Zeeland. Overigens heeft de kerk het nogal gedaan bij de heer v. d. Kerkhoff. "Het kerkelijk leven wordt", aldus het rap port, "in vele dorpen meer beïnvloed door de zeden en gewoonten dan dat zij invloed uit- 170

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 12