No- 6
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
oefent op deze zeden en gewoonten. Hierdoor
wordt de kerk mede een element van conser
vatisme en behoudzucht en heeft zij een slech
te dienst bewezen aan de moderne cultuur
uitingen en vormen van ontspanning zoals de
film, volksdans enz."
Zelfs wordt gesteld dat t.a.v. de toedeling
van de nieuwe kavels moeilijkheden te ver
wachten zijn mede omdat "bij het merendeel
der strengt orthodoxe boeren het materialisme
een niet geringe invloed heeft."
Ook hierin wordt geproefd een slechte in
vloed van de kerk. Hoe over deze zware ver
wijten te denken?
Toegegeven kan worden dat in vele kerken
de "christelijke vrijheid" niet in het juiste licht
wordt gesteld en dat er te weinig oog is voor
de culturele taak van de kerk en de christen.
Dit neemt niet weg dat men op dit gebied niet
te veel moet generaliseren. In meerdere pro
testants-christelijke kerkgenootschappen is er,
wat dit betreft, een andere wind gaan waaien,
denk aan de Ned. Herv. en de Gereformeerde
Kerk. Dit zal zeker zijn invloed niet missen
en zijn uitwerking reeds gehad hebben. Te
hopen is vooral dat men in deze de eigen plat
telandsstijl zal weten te handhaven en niet
maar zonder meer zal worden overgenomen
de vaak smakeloze en inhoudloze cultuur
uitingen die vanuit de stad tot ons komen. De
film is uit onze samenleving niet meer weg te
denken, maar moet daarmee alles worden ge
accepteerd wat door de filmmagnaten op de
markt wordt gebrachtIn deze zal goede
voorlichting broodnodig zijn.
Ik kom tot het materialisme van de ortho
doxe boeren. Zou dit erger zijn dan bij de
niet-orthodoxe boeren? Ik geloof zeker van
niet. Ik geef toe dat bij het scheiden van na
tuur en genade, bij een godsdienst alleen voor
de Zondag en het losmaken van de religie van
het leven tijdens de werkdagen, het gevaar van
materialisme in hoge mate aanwezig is.
De bijbelse lijn is een andere n.l. deze: God
als enige Eigenaar en de mens als rentmeester,
als beheerder. Als dit in het christenleven
doorstraalt dan zal er zelfs een duidelijk on
derscheid zijn tussen kerkmensen en niet-kerk-
mensen t.a.v. de eigendom. Dit mag niet lei
den tot onverschilligheid ten opzichte van de
eigendom omdat men goederen beheert die ten
diepste van God zijn en dan is zorgvuldigheid
geboden.
Hier slaat de rapporteur de plank toch wel
erg mis, dunkt me.
Over de sanering worden goede opmerkin
gen gemaakt. De probleemstelling is zo nu en
dan wat aan de theoretische kant. Zo is bijv.
de conclusie, dat na de sanering de vraag naar
landarbeiders groter zal worden m.i. aan
vechtbaar. De aan deze conclusie ten grond
slag liggende redenering is m.i. niet geheel
juist. Het komt mij voor dat de invloed van
een betere ontsluiting, betere verkaveling en
toenemende mechanisatie wordt onderschat.
Bij de bespreking van de afvloeiing van de
landarbeiders na de beëindiging van de her
verkavelingswerkzaamheden, wordt naar mijn
gevoelen te denigrerend gesproken over de po
sitie van de landarbeider. Wordt er inderdaad
bij de boeren zoveel minder verdiend dan bij
de herverkaveling of is het misschien zo dat
er sprake is van een gemakkelijker verdienen
bij de laatste?
Goede voorlichting over de goede en mooie
aspecten aan de landarbeiderspositie verbon
den, zal nodig zijn.
Trouwens ook bij de herverkavelingswerk-
zaamhedcn zal menigeen wel ontdekt hebben
dat oude schoenen dikwijls beter zitten dan
nieuwe. Anderzijds zal het nodig zijn dat wij
blijven vechten voor de gelijkstelling van de
landarbeider met vergelijkbare andere beroe
pen.
Soms is de opsteller van het rapport met
zichzelf in tegenspraak. Zo wordt b.v. op pa
gina io als over verhuizingen wordt gespro
ken, gezegd: "De algemene tendenz zal bij de
verhuizingen in ieder geval zijn de verindivi-
dualisering van de boer". De oorzaak hiervan
moet volgens de schrijver gezocht worden in
het verbreken van de band met de dorpsge
meenschap. Hier plaats ik weer een vraagte
ken. Reeds hierboven werd door mij opge-
171