No. 6 ZEEUWS TIJDSCHRIFT meekrap bovendien brak met de gewoonte voor een compensatie te zorgen, nu de Franse meekrap ons product van de Engelse markt verdrong. Overschakeling op handelsgewassen beschouwde men als te riskant en de veehou derij was hier nooit zeer populair en zou grote investeringen vragen, terwijl het verkeersisole- ment de afzet van vee en zuivelproducten be moeilijkte. Aldus verarmde het platteland van Zeeland in de eerste helft der 19e eeuw. Men sen als G. J. van den Bosch bleven echter niet bij de pakken neerzitten en zij streefden naar toepassing van nieuwe methoden, om de kost prijs zo veel mogelijk te drukken. Zijn zoon, een bekwaam landhuishoudkundige, slaagde er in de Wilhelminapolder tot een modelbe- drijf om te vormen, maar de grote meerder heid der boeren sloeg deze nieuwlichterij met onverschilligheid en wantrouwen gade. Propaganda was nodig en daartoe werd in 1843 de Z.L.M. opgericht, een typisch pro duct van het opkomende liberalisme. Het duurde echter nog vele jaren voordat de boe ren zelf in beweging kwamen. Voorshands liet men het liever aan de "heren" over, maar de kiem tot zelfontplooiing was gelegd. Tot zo ver Prof. Bouman. Hoe is nu de verhouding tussen dit opko mende agrarische liberalisme en de tienden, waarvan men de afschaffing ging nastreven? Het tiendrecht was een zakelijk recht, rustend op een land of een huis om een evenredig deel (meestal een tiende) te heffen van gewas sen, gegroeid op dat land of van op dat land of in dat huis geboren dieren en de voort brengselen van die en de daar gevoede dieren, zonder dat de heffer aan enige lasten of on kosten gehouden is. Wij kunnen daarbij drie hoofdfiguren onderscheiden, n.l. de grondeige naar, die de pacht ontvangt, de tiendheffer en de tiendplichtige; deze kunnen in verschillen de combinaties voorkomen. Het tiendrecht is ouder dan het feodale of leenstelsel, dat in de 10e eeuw ontstond. De meeste schrijvers be schouwen het als van kerkelijke oorsprong, vrijwillig reeds bestaande in de Karolingische tijd, later een verplichting geworden en vaak overgegaan in handen van leken. In Neder land vielen de tienden in 1581 (afzwering van Philips II) ten deel aan de gewesten, die hen vaak weer verkochten aan particulieren. Er waren vele soorten tienden, waarvan voor ons doel het onderscheid tussen oude en novale tienden van belang is. Novale tiend is n.l. tiend van grond, die voor het eerst ontgon nen is. Eens zijn dus alle tienden novaal ge weest, behalve van die landen die al ontgon nen waren, voordat er sprake was van enige tiendheffing. Het Burgerlijk Wetboek van 1838 stelde de novale tienden afkoopbaar, maar tastte oude tienden niet aan. Deze bepaling bleef een dode letter, omdat er na 1838 nagenoeg geen tienden zijn gevestigd. Vandaar dat het rekwest van 1839 direct hieraan aansluit. DE officiële houding ten aanzien van de tienden raakt de agrarische politiek van Willem I. Noord-Nederland was in de eerste helft van de 19e eeuw hoofdzakelijk een agrarisch land. Toch nam de landbouw niet de eerste plaats in de regeringszorgen in. De koning was omringd door financiële en econo mische adviseurs uit de grote centra, die een vrije graanhandel voorstonden. Hij stond de landbouw daarom niet de bescherming toe die hij verlangde; lage prijzen in de agrarische sec tor waren in het belang van de industrie. De ontwikkeling van de gewassen, die de econo mische groei van de koloniën schade zouden kunnen toebrengen, werd niet gesteund. Zo werd b.v. de suikerbietencultuur, die tijdens het Napoleontische regiem zo doeltreffend was beschermd, verwaarloosd. De vorst had trouwens geen interesse voor een bedrijfstak, die zo conservatief werd geleid. Afschaffing der tienden dus protectie d rebours hiervoor hadden de vooruitstreven de boeren de regering nodig. Maar de besten onder hen wilden ook de hand in eigen boe zem steken. Ons hart behoeft niet eens "Zeeuws" te kloppen om aan dit streven sym pathie te schenken. Geen wonder dat de be kende liberale economist uit die dagenSloet 181

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1955 | | pagina 23