ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 6
tot Oldhuys het rekwest in zijn toentertijd be
faamde "Tijdschrift voor Staathuishoudkun
de en Statistiek" met een toelichtende memo
rie opnam. Daarnaast drukte hij nog een ad
vies van de Commissie van Landbouw af.
Advies en Memorie brengen beide naar
voren, dat de landbouw niet in staat is de
bezwaren, die hem drukken tot uiting te
brengen bij gebrek aan organen, gemis aan
wetenschappelijke belangstelling en door de
tevreden aard van de landbouwer. In Zee
land speciaal is de landbouw in handen van
mensen, die werktuigen zijn van rijke kapita
listen, louter grondbezitters of tiendheffers.
Het pachtersbelang komt dus weinig tot
uiting. Over het tiendrecht meent men zich
daarom tot de koning te moeten wenden.
Bezwaren.
WELKE zijn nu de bezwaren in con-
creto? Het is een feit, dat bij bebou
wing met gelijkblijvende kunde en
constant kapitaal de tiend steeds gelijk drukt
als percentage van een gelijkblijvende oogst.
Dientengevolge is hij verdisconteerd in de
pacht- en koopprijs, die navenant lager zijn.
Anders wordt het als men per ha grond meer
kapitaal en arbeid toepast. De tiend drukt
dan óók op de vruchten, die slechts kunnen
worden toegerekend aan eigen werkzaamheid
en zelfs zo zwaar dat hij die extra-inspan
ningen nutteloos kan maken. Men verneemt
de typisch liberale toon. Thorbecke vertolkt
die toon op de hem eigen lapidaire manier als
hij in 1853 een aanval op de accijnzen doet.
„Tiendrecht (hij heeft het echter over „be-
lastingheffen") is oogsten en de voorwaarde
van oogsten is juiste kennis en behandeling
der voortbrengende kracht. Hoe vrijer men
het beginsel van productie maakt, des te
groter zal de oogst, ook voor de schatkist,
zijn. Druk de arbeider, dwing hem zich met
het meest onmisbare te vergenoegen en gij zult
zijn ijver, de lust om zijn toestand te ver
beteren, uitdoven. Stel hem daarentegen tot
genietingen boven zijn volstrekte behoefte in
staat en gij zult zijn kracht verhogen, zijn
vlijt verdubbelen en de grond leggen tot alge
mene beschaving en zedelijke ontwikkeling
der maatschappij". De boeren die niet „mee
deden" verkeerden nog in de verstijfde sfeer
van een statische maatschappij. Zij, die wel
„meededen", streefden dus dynamische ver
anderingen na. En de tienden hielden deze
tegen.
Een voorbeeld uit die tijd van ook op de
landbouw toegepaste natuurkunde zal de zaak
nog duidelijker maken. Stel dat een stuk grond
met kustmest wordt bewerkt ter waarde van
100o,waardoor een grotere opbrengst
ontstaat van 1100,De tiende hiervan
bedraagt nu 110,zodat de bemesting
o,verlies oplevert en dus achterwege
blijft! Zolang de tienden niet zijn afgeschaft
is dus geen verheffing van de landbouw te
wachten. Het is nu ook duidelijk dat de om
zetting van tienden in een vaste grondrente
voor de rekwesterenden aanvaardbaar was.
De tienden werden in 1872 afkoopbaar ge
steld voor wie dit wenste. Pas in 1909 zijn
zij door de wet opgeheven verklaard. De
mogelijkheid tot afkoop was blijkbaar in de
persoonlijke verhoudingen die voor de land
bouw karakteristiek zijn onvoldoende. Kon
men bij een groot bevolkingsoverschot trou
wens niet verwachten, dat de pachter die
zulks kenbaar gemaakt zou hebben van zijn
bedrijf zou worden gestoten? De tienden heb
ben de agrarische vooruitgang nog lang be
lemmerd. Menselijke instituten ook juridi
sche hebben een taai leven.
DEZE geschiedenis leert ons nog iets meer.
Ons Burgerlijk Wetboek van 1838 heet
een zuiver liberaal product, zozeer be
schermde het de eigendom. Wij zagen echter,
dat het liberalisme zoals ook op andere
gebieden blijkt de verhoging van de pro
ductiekracht nastreeft. Wanneer eigendoms
recht en productiekracht in botsing komen,
trekken vele liberalen partij voor de laatste.
De belangen van de gebruiker staan dan voor
op, het eigendomsrecht vermaatschappelijkt
en wetgever en rechter interpreteren dit in
182