Sen Middelburgse vriend van De Genestet
No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
DOOR een vriendelijk toeval geraakte ik dezer dagen in het bezit van een paar brieven,
die de bekende cn eertijds zo beminde predikant-dichter De Genestet schreef aan Ds.
Pekelharing,van 1849 tot 1885 predikant bij de Doopsgezinde Gemeente te Middelburg.
Er stond in deze brieven genoeg om mijn belangstelling te wekken voor deze Middelburgse
dominee, niet genoeg om deze geheel te bevredigen; vandaar dat ik wat aanvulling en toe
lichting zocht.
De eerste brief is van 10 september 1848. Pekelharing woonde toen nog in het ouderlijk huis
te 's-Graveland. Blijkbaar had hij aan De Genestet een brief geschreven, waarin hij hem het
overlijden van zijn moeder meldde en in deze brief er op gedoeld, dat De Genestet, die zijn
vader nooit gekend had en zijn moeder heel vroeg had verloren, beter dan andere vrienden
zou kunnen beseffen, wat het gemis van een moeder betekende. De formulering was blijkbaar
niet zo heel gelukkig geweest, althans
De Genestet, hoewel hij in zijn vriend
schapsbetuigingen vrij uitbundig is in de
brieven aan Pekelharing, verweert zich
tegen de gedachte, dat Pekelharing iets
zou begrijpen van zijn gevoelens betref
fende zijn ouderloze jeugd, al voegt hij
er vergoelijkend aan toe, dat het ook
niet anders kan: hun vriendschap is zo
kort en daardoor zo weinig intiem ge
weest.
Hij schrijft: „Lieve Vriend, gi| ver
beeldt U, dat gij mij gekend hebt, zoo
als ik ben, maar waarlijk daarvoor hebt
gij mij te kort gekend. Waren wij langer
samen geweest, ik zou thans meer en
beter met U op 't papier kunnen spre
ken, intiemer, interessanter, troostender.
Denk niet, dat ik U vergeten heb
dezen zomer. Waarlijk niet! Ik heb veel
over U gesproken, met menschcn, die
gij niet kent, ik heb veel over U gedacht
en al had ik Uw brief met gekregen, ik
zou U toch dezer dagen geschreven
hebben.
Gij schreeft nnj, en nnj liever dan an
deren, omdat ik ouderloos ben, en gij
laat er op volgen, dat ik nooit een moe
der gekend heb. Dit schrijven is een be
wijs, dat gij noch in mijn hart, noch in
afgfSC tA-ffSe+gQ
At?
fel
éAS ■AsjSSA' A
A
13