ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. i
baaldelijk en langdurig ziek was. De diensten werden door verschillende predikanten waar
genomen, tot men de jonge proponent Pekelharing uitnodigde en kort daarop aanstelde tot
hulpprediker.
Laat ik het U mogen vertellen met de woorden van een Middelburgs Doopsgezind broeder,
van wie in handschrift bewaard zijn gebleven enige „Aanteekeningen betreffende de Doops
gezinde gemeente te Middelburg door M. de Schinkel 1784-1863." Deze „Aanteekeningen"
zijn weinig opwindend; over het algemeen vertellen ze ons niet meer dan de teksten waarover
op de elkaar opvolgende zondagen werd gepreekt en de liederen, die daarbij werden ge
zongen. De Schinkel wordt echter wat uitvoeriger, als Pekelharing in Middelburg verschijnt:
„Door de voortdurende ongesteldheid van Ds. Cramer is er om in de dienst te voorzien
eenen hulpprediker herwaarts gekomen en wel den Heer Pekelharing, Proponent bij de Doops
gezinden en welke Heer zijne eerste Leerrede heeft gehouden op den 11 February. Denzelven
had tot tekst gekozen Deuterononnum 7 vs 7 en 8a en zijn daarbij gezongen Ps 21 vs 8 en 7,
Lied i2i vs 1, 7 en 8 en 77 vs 1,2 en 8".
„1849 den 28 Mei heeft gen. Heer Pekelharing zijne laatste leerrede als afscheid van deze
gemeente gehouden, uit hoofde Ds. Cramer als nu weder hersteld en zich in staat bevond het
dienstwerk geheel op zich te nemen. Hand. 27 v.s 16-21."
„1849 den 17 Juny. Zamenkomst der broederen van de gemeente, waarbij de kerkeraad
kennis gaf van haar voornemen om eenen tweeden leeraar te beroepen, en wel den Heer
K. R. Pekelharing, teneinde meerdere uitbreiding te geven aan de godsdienstoefeningen, enz.
zoo in deze gemeente als die van Vlissingen, alsmede tot het vinden van de benoodigde gelden
voor traktement van gen. Leeraar inschrijvingslijsten aan de leden der gemeente te doen rond
gaan, waarbij dezelve zich zouden verbinden tot eene jaarlijkse bijdrage.
De broederen welke ten getale van 23 aanwezig waren hierop gehoord zijnde, heeft zulks
de goedkeuring van allen weggedragen.
16