Getijmolens in 'Nederland - vaak een onbekend begrip No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT veel groter zou geweest zijn, als ze niet getemperd was door een bescheidenheid, die haast schuchterheid genoemd kan worden. Tot slot nog een enkel staaltje van de invloed van zijn woord en persoon. In 1859 had hij met Nagtglas een gesprekwaarin deze klaagde over de vervallen staat der bibliotheek van de My tot Nut van het Algemeen. Op de volgende vergadering van het Nut hield Ds. Pekelharing een toespraak om op de noodzakelijkheid van vernieuwing dezer biblio theek te wijzen en van alle kanten stroomde geld en kwamen boeken binnen en in zeer korte tijd was het euvel verholpen en bevond de Nutsbibliotheek zich in bloeiende welstand. v. HAM. J) Moeten we in dit licht ook niet zien zijn liefde voor de 6 jaar oudere Henriette Bienfait? Oort in de Gids (1905, II, pag. 19) neemt een Madonnabehoefte aan bij de zestienjarige dichter. -) Te Winkel, Ontwikkelingsgang, Eerste Eeuw der Europeesche staatsomwentelingen. Dl. II, pag. 233. 3) P. A. de Genestet naar zijn verzen en brieven, door EI. L. Oort, De Gids 1905 II, pag. 1-58. 4) Gerrit de Clercq. Van de Wind en Lantsheer schreef Pekelharing een necrologie. TERWIJL de windmolens in vele geschriften uitvoerig behandeld werden, is er over de watermolens zelden iets gepubliceerd, maar tot mijn grote verbazing werden de getij molens nooit in een overzicht beschreven. Voor de meesten is zelfs de getijmolen een onbekend begrip, hoewel er toch in Nederland één en twintig bestaan hebben en er in het buitenland ook een groot aantal zijn gebouwd. Op oude kaarten ziet men ze getekend aangegeven door een waterrad; hier en daar worden ze terloops vermeld, meestal als "water molen". Men zou allicht verwachten, dat deze kracht veel benut werd in ons land, vooral vanwege een zekere regelmaat; op wind kan men heel wat minder rekenen. De installatie behoeft niet ingewikkeld te zijn er is een bassin nodig, dat bij vloed gevuld wordt en de stroom die bij eb ontstaat, wordt voor het draaien van een waterrad gebruikt. Zulke bassins aan te leggen was kostbaar, maar ze waren al voorhanden in de vorm van de havens en door een gedeelte van deze af te dammen en op die dam een molen te plaat sen had men een voordelige krachtbron. Het enige bezwaar was, dat de vloedstroom te langzaam gaat en dus zelden gebruikt werd. Men kan dus slechts enkele uren gedurende de ebstroom malen. De arbeiders moesten dus op steeds wisselende uren aanwezig zijn ze ker een groot bezwaar. Toen dan ook de stoom eenmaal zijn intrede deed, werden de getijmolens spoedig afgeschaft. Een voordeel van zulk een molen ten opzichte van de wind molens was, dat de windmolens op de vesting wal moesten staan en gemakkelijk bij een be legering in brand gestoken konden worden. De getijmolen kan in de stad staan, en zelfs heel veilig in de wal gebouwd worden, zoals éénmaal voorkomt in Sas van Gent. Het getij is alleen voldoende in Zeeland en Zuid-Holland van 4 m in het Zuiden tot 1,30 in bij Rotterdam. Verder noordelijk is het getij veel te gering. Toen de Nederlanders eenmaal met deze molens vertrouwd waren, hebben we ze ook in de 17de eeuw bij Nieuw 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 21