ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i tegenover Nederland 2,14) worden in hun be trekkelijke kleinheid ook verklaard door de geografische versnippering. Naar verhouding werkt het Zeeuwse vrachtautopark dus duur. Dit blijkt ook uit de cijfers over de vrachtauto's met aanhang wagens en de trekkers met opleggers, wier invoering door de knelpunten der veerdiensten wordt bemoeilijkt. Daarom bestaat in ons ge west het park uit 83 °/o vrachtauto's, 14 vrachtauto's met aanhangwagens en 3 °/o uit trekkers met opleggers, cijfers die voor Gro ningen resp. 41, 33 en 26 °/o bedragen! Het ongeregelde vervoer overweegt in ons land, maar toch is het aantal lijndiensten in Zeeland nog vrij hoog, hetgeen te verklaren is door de „ordenende factor" van de gerichtheid op de vele streekcentra. Van 1939-1949 is het Zeeuwse vrachtautopark gestegen met 160 °/o, het Nederlandse als geheel met slechts 33 De leeftijdssamenstelling van dit park is voor onze provincie dan ook bepaald gunstig. Men ziet hieruit hoezeer juist de vrachtauto Zeeland uit zijn isolement verlost. De verbetering van veerdiensten en zijn ef fect op de ontsluiting laat zich bijzonder dui delijk illustreren aan de hand van de invoering van een koplading (in 1953) op het voor Scbouwen-Duiveland zo belangrijke veer An na Jacobapolder-Zijpe. De zijladingdie er voordien werd gebruikt, belemmerde het ge bruik van grotere en economischer tonnage, veroorzaakte lange en dure wachttijden en hinderde o.m. het toerisme per autobus. Spe ciale impulsen veroorzaakten natuurlijk het herverkavelingswerk en de afschaffing van de tram. Had het verkeer zich vanuit het ver leden rechtlijnig ontwikkeld, dan zouden in 1934 123.000 auto's zijn overgezet. In feite lag dit cijfer op 139.000, dus 34.000 meer (dat is gelijk het gehele vervoer in 1949!). Het passagiersvervoer steeg van 1932 op 1934 met 160.000 meer dan men mocht verwachten en wel tot 373.000. Literatuur: Tijdschrift „Beroepsvervoer" van 20-11 en i8_i2-'53- Jaarverslag Rott.-Tramweg Mij. over 1954. Inkomens en vermogens. DE C.B.S.-statistieken hierover hinken vele jaren na. De laatstbekende cijfers betreffen dan ook 1950, zodat deze alleen relatieve waarde hebben. Zeeland komt wat het inkomen betreft na Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht op de vierde plaats met 1.209 Per persoon. Sedert 1946 heeft het zich zelfs een aardig eind boven het Ne derlandse gemiddelde uitgewerkt. In 1941 stond Zeeland nog op de zevende plaats, het geen bewijst, dat de ruilvoet landbouw: andere welvaartsbronnen vroeger wel zeer slecht lag. Interessant is de verbetering in de rangorde sedert 1946 van de vlassersgemeenten Koe wacht (2e i.p.v. 37e plaats) en St. Jansteen (8e i.p.v. 77e). Ook de fabrieksplaatsen Clin- ge en St. Jansteen kwamen sterk naar voren, evenals landbouwgemeenten als Vogelwaarde, Biervliet, Aagtekerke, Stavenisse (81e i.p.v. 101e of laatste) en Ouwerkerk. Een tuinbouwgemeente als Kapelle, dat van de 5e naar de 64e plaats „degradeerde" be wijst dat de gouden jaren van het fruit hebben plaats gemaakt voor laten wij hopen zilveren. Ook alle streekcentra gingen achter uit, waarschijnlijk omdat de dorpelingen steeds meer hun inkopen gaan besteden in hun eigen gemeenten, waar de winkels de laatste jaren zeer zijn verfraaid. De grote relatieve verschillen tussen no. 1 en no. laatst (101) zijn genivelleerd: in 1946 waren zij resp. 1.141 (Renesse) en 474,(Stavenisse); in 1950 1.645,(Noordwelle) en j 954, ('s-Heerenhoek). Het inkomen kan ook naar bedrijfstakken worden verdeeld. Hiervoor hebben wij cijfers over 1946. De industrie in Zeeuwsch-Vlaande- ren bracht toen een totaal inkomen voort van 15,7 miljoen, die op de Zeeuwse eilanden 32 miljoen, dat is overeenkomstig de ver houding der bevolkingscijfers. Van het totale inkomen is 30 °/o uit de landbouwsector af komstig, wat gezien de in deze tak werken de beroepsbevolking een paritaire ruilvoet (zie boven) inhoudt. In de textiel- en vlas- 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 8