No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT branche is alleen Zeeuwsch-Vlaanderen van betekenis met i,6 miljoen; in de metaal- vakken overwegen de Zeeuwse eilanden met 9,4 miljoen (Zeeuwsch-Vlaanderen 2 mil joen). Evenals het bevolkingscijfer maakt het Zeeuwsch-Vlaamse inkomen V3 uit van het Zeeuwse (totaal Zeeland 200 miljoen). De vermogenspositie vertoont een ander beeld. Van de 5e plaats in 1942 klom Zeeland in 1947 en 1952 tot de 3 e plaats op, na Gro ningen en Utrecht. Per hoofd der bevolking bezitten de Zeeuwen 2.575,(een stijging met 11 meer dan de andere gewesten, se dert 1947), de Limburgers sluiten de rij met 1.076. Van de Zeeuwse gebieden staat West Zeeuwsch-Vlaanderen met 3.908,aan de top. Dan volgen de Bevelanden 2.836, noord Zeeland 2.589,Oost Zeeuwsch- Vlaanderen 2.484,—) en Walcheren 1.915,Alleen Walcheren met veel kleine boeren en industrie-arbeiders ligt beneden het landelijk gemiddelde 2.080, De streekcentra vertonen in het algemeen het zelfde beeld als het omliggende gebied; van daar dat Oostburg op j 4.025,Middelburg op 2.261,komt. Vlissingen met 856, sluit de rij. Literatuur: C.B.S. De inkomensverdeling over 1950. De vermogensverdeling in 1951. De inkomensverdeling over 1946 per be- drijfsklasse. Intelligentie. WANNEER Zeeland in dit opzicht geen gunstige positie had ingenomenhad den wij hiervan geen gegevens opge nomen zover strekt onze ijdelheid wel. De militaire keuringenmet de nodige voor zichtigheid te hanteren zij vragen naar meer stedelijke eigenschappen" en de intelligentie van een agrarische samenleving is geheel anders, niet zonder meer geringer of hoger), leren ons, dat de Zeeuw met de Groninger op de vierde en vijfde plaats staat (Drenthe op de laatsteDe Zeeuwse volgorde is: 1-2 Walcheren dank zij Vlissingen), 3 Oost Zeeuwsch-Vlaanderen, 4 de Bevelanden, 5 noord Zeeland en 6 West Zeeuwsch-Vlaan deren. Typerend is, dat de Zeeuwse bevolking veel middelmatiger en vrij weinig „zeer knap pe" of zeer „domme" koppen bevat, wat ver oorzaakt kan zijn door de grote vertrekover- schotten. De „exclusieve minnen en plussen" vertrekken het eerst. U lezer mag voor U zelf uitmaken of U als knappe „blijver" of als dito „vertrokkene" kan doorgaan. Literatuur: Demologisch Instituut Begaafdheidsonderzoek en intelligentie-spreiding. De arbeidsmarkt. DE totale mannelijke beroepsbevolking in Zeeland die met de bovenvermelde welvaartselementen nauw samenhangt bedroeg in 1952 87.000, in 1953 (de ramp!) 84.000 en in 1954 86.000 personen. Voor 1955 en 1956 verwacht het Rijksarbeidsbureau nog een kleine achteruitgang. Alhoewel deze cijfers niet geheel corresponderen met de ge ringe toeneming van het bevolkingsgetal blijft het aantal werkende mannen toch wel rond de 86.000 slingeren. Aldus komt Zeeland pro centueel steeds verder achterop. Een verkla ring levert het feit, dat onze provincie in 1953 is omgeslagen van landbouw- naar industrie gewest. In 1954 werkten n.l. 35 °/o der man nen in de industrie en 32 in de landbouw. In 1947 zag Zeeland 27 °/o van zijn mannen in de industrie werken. De groei van de industrie wordt dus in evenwicht gehouden door de afneming van de landbouw. De grootste toe neming vertoont de voedings- en genotmid delenindustrie (1952: 4.000, 1954: 3-5°o werknemers). Wanneer aan de afneming in de landbouw een halt zou worden toegeroepen, mag men een geleidelijke stijging der beroeps bevolking in Zeeland verwachten. De prognose van het Centraal Plan Bureau voor 1970 baseert zich bij een geringe te rugloop in de landbouw op 117.000 wer kende mannen in onze provincie. De meeste stijging (6.500) wordt verwacht in de vrije beroepen en oude en nieuwe middenstand; 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 9