No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT hogere huren wordt daarbij aanvaard en geeft daar geen aanleiding tot spanningen. EEN volgend punt, dat aan de orde werd gesteld, is het onderwijs aan landarbeiders, een aangelegenheid, die de speciale belangstelling had van de heer Kant als directeur van de lagere technische school in Sint Maartensdijk. Het ligt in de bedoeling om op deze school voor de land arbeiders ook voor volwassenen ver schillende technische cursussen te geven, zo deelde hij mede. De boer investeert kapitalen in machines en het is dringend nodig, dat zijn personeel weet hoe deze machines bekwaam moeten worden bediend niet alleen, maar ook onderhouden. De heer Geuze bracht nog een ander aspect van het technisch onderwijs ter sprake: in de winter is er geen werk voor de landarbeiders, terwijl er op het boerenbedrijf toch allerlei karweitjes zijn op te knappen. Er moet bijvoorbeeld geschilderd worden, ma chines moeten gereviseerd, terwijl de am bachtslieden vaak zo overvol met werk zitten, dat zij er slechts met moeite aan toe komen. Dit soort werk zou dus door het eigen perso neel uitgevoerd kunnen worden, maar dat dient daarvoor te zijn opgeleid. Men zou al dus acht maanden met de arbeiders het nor male agrarische werk rendabel kunnen uitvoe ren en de resterende vier maanden kunnen overbruggen met dit soort bij-werk, waardoor bovendien de rekeningen van de ambachtsbe- drijven omlaag gaan. Op deze manier is de boer ook zeker van zijn arbeiders. De boeren hebben daarom de technische school nodig om hun eigen mensen te houden, terwijl bovendien de overschotten kunnen afvloeien naar de meer technische richting. Overigens blijft er ook voor het landbouwonderwijs in dit verband nog allerlei te doen: immers de L.T.S. kan niet alles leren over land bouwmachines; dat moet gebeuren op de cursussen van de landbouworganisaties. Daar kan ook de steeds meer onmisbare kennis inzake biologie, chemie e.d. worden gedoceerd. Maar ook de landbouwscholen zullen meer gericht moeten worden op het leren van ele mentaire „handigheden" zoals in Middelburg reeds geschiedt in een praktijklokaal: beton- storten, hout- en touwbewerking. Maar eerst moeten de cursisten op de L.T.S. geleerd heb ben wat bijvoorbeeld een lager is. Op dit punt kunnen ook door samenwerking resultaten worden bereikt: b.v. lesuren van de lagere landbouwschool op de technische school. De heer Kant waarschuwde nog voor een te weinig aan technische kennis. De machines dienen draaiende gehouden te worden! De heer Buddingh: „Vier dagen uitvallen van een ma chine kan het verlies van de oogst betekenen!" Industrie! HET technisch onderwijs bracht de dis cussie uit de agrarische sfeer in de in dustriële. Wat moet er gedaan worden met het permanente overschot, dat wil zeggen diegenen, die geen werk in de landbouw meer kunnen krijgen? Er zijn maar twee mogelijkhe den, meende de heer Van Dijk: óf industrie, óf wegtrekken van mensen. Op de lange duur zijn hier enige honderden arbeidskrachten overbodig, hetgeen nu nog ten dele wordt ge camoufleerd door de herverkavelingswerken. In Brabant en Holland is werk in overvloed en dagelijks heen en weer trekken tussen Tho- len en deze gebieden is op de duur onmogelijk. Dus: wegtrekken. Maar Zeeland is rela tief niet dicht bevolkt, zodat wegens de be volkingsdichtheid dit wegtrekken volkomen overbodig is. Er moet dus meer werkgelegen heid komen. Wellicht, dat de technische school van St. Maartensdijk daaraan kan meewerken, terwijl er voorts nog de omscholingsmogelijk heden zijn in de rijkswerkplaatsen voor vak ontwikkeling. „Maar het eiland is ingesteld op de zilveruienteelt, met alles wat er mee sa menhangt" betoogde de heer Van Dijk, die in dit verband deze teelt een vloek voor Tho- len achtte. In bepaalde perioden is in deze teelt veel te verdienen, zodat het beschikbare personeel liever in deze teelt werkt. Maar een industrie schrikt dit af: die kan immers alleen werken als zij over de volle twaalf maanden 39

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 11