No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT nieuwe bijzonderheden te ontdekken en we vertellen daarom maar meteen, dat de maan- varen verstek liet gaan. De eerste dagen nog niet in het bezit zijnde van een speciale vergunning tot het betreden van het duingebied, en dus gedwongen de paden te houden, konden wij geen enkele bijzondere vondst boeken tussen de overigens rijke plantengezelschappen, maar we genoten van het groot aantal oude bekenden onder de planten. Duindoorn, liguster, kamperfoelie, walstro, driekleurige en duinviooltjes, vlieren, kruipwilg, helm, sterremos, abelen, reigersbek, heggerank en vlasleeuwenbekken, hoe mooi ook gaven inmiddels niet de gezochte bevre diging. De tweede dag zou echter niet zonder sen satie verlopen. Ditmaal werd als operatieterrein gekozen één van de vele duinweiden. Enkele van deze, omgeven door walletjes, vertonen zich als rijen hoge ruggen met aan weerszijden diepe grep pels. Men vertelt ons, dat op die ruggen vroeger hout groeide en inderdaad treft men hier en daar naast dergelijke weiden nog deze houtgroei aan, meest bestaande uit elzen en ook wel abelen. Ze schijnen de naam „meet' te dragen. Na lang ronddolen over deze hier en daar dicht met korstmossen en Jacobskruiskruid begroeide weiden, stonden we plotseling voor een ons totaal onbekende plant, die Katte kruid (Nepeta Cataria) bleek te heten. EIct bleek een tweede nog onbekende vindplaats van deze plantensoort, die eigenlijk bij de grote rivieren thuis behoort. Dicht in de om geving vonden we bovendien de niet algemeen voorkomende Ruitjesbovist (Lycoperdon bo- vista) en de Rode boleet (Boletus sanguineus), die niet algemeen voorkomen. In de boswallen om de weiden troffen we veel Hop, Glidkruid en Wederik aan, terwijl onder de vele Zandblauwtjes enkele witte exemplaren werden gevonden. De donkere plaatsen vertoonden een dichte begroeiing met Eikvaren. Bijzonder fris en welig stegen de bremstruiken op uit het armoedige gras. Meer naar het westen langs de weg naar het Wa tergat, waar de bodem hier en daar flink van water is doordrenkt, stonden koekoeksbloemen nog fris te bloeien, hoewel om deze tijd (eind augustus) in andere jaren de fijne bloei- slippen reeds lang zouden zijn verdord. Daar groeide veel Penningkruid en zelfs de moeras- plant Waternavel, terwijl na een lange speur tocht langs greppel na greppel een groepje Addertong werd ontdekt diep onder een braambos weggedoken. Ook dit bleek een on bekende standplaats. Langs de rand van het afsluitend elzenbosje wikkelde zich de Ran kende helmbloem (Corydalis claviculata) om zijn nabuurplanten en deed zijn kleine gele bloempjes fraai uitkomen tegen de donkere schaduwen van het geboomte. Intussen dreef een opkomende regenbui, die veel water beloofde, steeds dichterbij en noopte tot een ijlings vluchten. Het volgende doel was Haamstede. De weg er heen leidt langs zandige terreinen, waarop heide groeit, blauwe knoop, witte ogentroost, hertsmunt, waterranonkel in de plasjes en langs de oude trambaan vooral hazepootkla- ver. Langs de oude weg komt men de voor Zeeland zeldzame dotterbloem tegen en naar het vliegveld voegen zich daar Teunisbloemen en duizendguldcnkruid bij. Een tochtje naar Westen-Schouwen (nu in 't bezit van een wijdstrekkende vergunning) geschiedde speciaal met het oog op de pas ontdekte Stofzaadplanten (Monotropa Hypo- 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 27