ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
Elsacker was wel wat gewoon op het gebied
van reacties op zijn werk. In de eerste tijd
van zijn optreden droeg hij vaak Marike van
Nimwegen" voor, eens voor een gezelschap,
waarbij een tante van hem zat. Tijdens de
voordracht knielde hij en dat nu maakte op
tante, die haar neef meende te kennen, een
vreemde indruk. Na afloop stevende zij op
hem af en voegde hem toe: „Koos, Koos! 'k
Wist nie, da-jie zó zwaer geworre was!"
„Marike van Nimwegen" was overigens
mede aanleiding tot zijn loopbaan als voor
drachtskunstenaar. Hij was lid van de Rotter
damse Onderwijzers Toneelvereniging, in het
begin van deze eeuw een groep enthousiaste
mensen, die de schoonheid van de vroege let
terkunde had herontdekt. Met medewerking
van archivaris Van Dalen uit Dordrecht kwa
men zij met „Marike" op de planken, een
her-opvoering voor het eerst sinds eeuwen.
Johan de Meester Senior schreef er zeer waar
derend over in de „Nieuwe Rotterdamse Cou
rant" en Van Elsacker trok er de omgeving
van Rotterdam mee rond. Als solo-toneel
bracht hij in kleinere en grotere plaatsen dit
prachtige werk ten gehore. Doch daarbij bleef
het met: langzamerhand ging hij zijn reper
toire uitbreiden. Maar. het was nog altijd
„vrije-tijdsbesteding", want het onderwijzers
schap ging voor, al zorgde de Zeeuwse Rotter
dammer Koos er voor, dat hij met deze vrije
tijdsbesteding op niveau kwam. Hij nam les
bij de oude Albert Vogel. Die lessen kan hij
zich nog van ogenblik tot ogenblik voor de
geest halen: hoe de grimmige leraar hem
voordeed, hóe precies de eed van Lucifer
moest worden behandeld, welberekend climax
op climax stapelend, maar tegelijkertijd een
geluid producerend, waarvan de ruiten ang
stig rinkelden. „Jij bent de troubadour" zei
Vogel hem een andere keer, „jij bent een min
streel. Daarvoor is je stem geschapen, zange
rig en licht."
Als troubadour-onderwijzer trok Van El
sacker door stad en land tot het jaar 1929.
Na een avond in Giessendam waar het bij
zonder laat geworden was besloot hij plot
seling het onderwijzersschap er aan te geven.
„Ik ga weg", zei hij de andere morgen tegen
het hoofd der school. Die antwoordde niets,
maar dacht alleen: „Dat gaat wel over.
Maar het ging niet over en Koos van Elsacker
van Westkappel werd voordrachtskunstenaar
zonder klas!
KOOS van Elsacker van Westkappel. Zo
zou men hem altijd moeten noemen,
want er is bijna geen gesprek met hem
te voeren of Westkappel komt op de prop
pen. Westkappel met zijn schilderachtige
mensen, tussen wie Van Elsacker zich zo vol
komen op zijn gemak voelt. Zij noemen hem
de oudere garde tenminste nog altijd
„meester", hoewel hij er nooit onderwijzer
was. Maar zijn vader was er bovenmeester en
dat is al voldoende: menigeen weet zich de
oude heer Van Elsacker nog te herinneren.
Een singulier menshij was tot zijn 22e jaar
timmerman op St. Annaland, ging voor on
derwijzer studeren en haalde binnen het jaar
de lagere akte. Hij werd hoofdonderwijzer in
het dorp aan de Walcherse dijk, waar hij tot
zijn dood toe woonde en werkte. Studeren
was zijn lust en zijn leven en zonder veel
moeite behaalde hij de akte middelbaar wis
kunde. Maar hij bleef in Westkappel. Koos
van Elsacker vertelt graag over hem, met de
warme, oprechte genegenheid van het kind
jegens de vader. En uit zijn verhalen rijst een
man op, die een haast te grote hang naar
waarheid bezat en vaak zijn beste vrienden
ongezouten waarheden kon zeggen. Een man
ook met een groot gevoel voor humor. Eens
berispte hij in volle overgave een Westkap-
pels scholier, die bedremmeld naar beneden
stond te staren. „Kijk mij eens aan" riep de
bovenmeester gestreng uit, „wat heb je nu te
zeggen??" Waarop de jongeman, die al die
tijd slechts de schoenen en de broekspijpen
van meester Van Elsacker had gezien, het
hoofd ophief en zei „Meester, j'ei slik an-je
broek!" In zulke gevallen wandelde de heer
Van Elsacker weg teneinde zijn waardigheid
32