ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 vrouw: „Man, wor'toch-es wakker. Je moe- voordraege!" In de loop der jaren bouwde deze Zeeuwse voordrachtskunstenaar een omvangrijk reper toire op: Duhamel, Top Naeff, Van Hattem, Bordewijk, Tucholsky, Ina van de Beugel, El- schot, om maar enkele schrijvers te noemen. En nog altijd werkt hij aan de uitbreiding van dit repertoire, want de tijd voor stilzitten is nog met gekomen. Werken en nog eens wer ken, zolang het dag is, ziedaar het devies van deze Rotterdamse Zeeuw. DEZE laatste woorden nu brengen ons weer terug bij de vraag, gesteld in de aanhef van dit artikel: Zeeuwse Rot terdammer of Rotterdamse Zeeuw? Die vraag lijkt nu voldoende beantwoord. Op deze plaats immers is Koos van Elsacker voorna melijk als de man uit dit gewest uitgebeeld. Hier is hij geboren en getogen en hier ook bracht hij mensen van stad en land in nader contact met de litteratuur. Onlangs trad hij in Dreischor op en tot zijn verbazing zei de voorzitter: „Meneer Van Elsacker, vandaag precies vijf en veertig jaar geleden bent U ook voor ons opgetreden". Tussen die twee Dreischorse data lagen ontelbare avonden, in gelagkamers, in kleine en grote zalen, tussen hete potkachels en tochtige deuren, avonden op echte podia of op wankele toneeltjes, avonden voor publiek, dat alles van Borde wijk en „Elckerlyc" afwist, maar ook avon den voor mensen, voor wie het optreden van Van Elsacker een binnengaan betekende in een totaal-nieuwe wereld. „Het is niet zo be langrijk", zo meent hij, „Ik mag mij niet op één lijn stellen met de enkelen, die ik de top figuren in mijn vak acht. Ik ben maar héél gewoon. Het is hier niet de plaats om over de artistieke waarde van Jac. van El- sacker's kunst te gaan discussiëren, zeker niet met hemzelf. Maar het is hier wel de plaats om vast te leggen, dat Koos van de boven meester van Westkappel velen aan zich heeft verplicht, vooral in Zeeland. En mocht dit slot van dit portret dan toch nog wat te plech tig zijn, welnu, dan is er een remedie: even denken aan „Elckerlyc" met wat er op volg de.... Van Elsacker zou zeggen: „Dan tui melen we met z'n allen uit de koets...." Maar wie betaalt dit keer? de K. "Kien, que les premiers Amours Als van twee ghepaerde schelpen D'eene breeckt, off wel verliest, Niemant sal u connen helpen, Hoe men soeckt, hoe nau men kiest, Aen een die met effen randen Iuyst op d'ander passen sou. D'outste zijn de beste panden, Niet en gaet voor d'eerste trou. Uit: Zeevscbe Nachtegael. Middelbvrgb 162 j. 34

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 6