ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. i deze vraag was men het eigenlijk spoedig eens: er wordt inderdaad véél overdreven, want in de praktijk blijkt het met die aan passing heus wel mee te vallen. Daarvan noemde ir. Geuze een voorbeeld. In de Scher- penissepolder was iedereen aanvankelijk fel tegen de egalisatie gekant, maar lang vóórdat de egalisatie-werkzaamheden waren beëindigd, kwam men er zelf om vragen. Betekent dit dus, dat de aanpassing sneller verloopt, wanneer er maar een praktisch voorbeeld bij de hand is, zodat kan worden getoond, dat de verandering ook een verbetering be tekent? De voorzitter stelde deze vraag en ook hier kwam van vele zijden be vestiging met voorbeelden: voorjaar 1955 kwam de polder Poortvliet-Zuid gereed, en vele landbouwers, die plotseling te maken kregen met nieuwe en grotere kavels schakel den direct over van paarden op trekkers. In de polder Stavcnisse werd diep gedrai neerd, een tot dusver onbekende methode; er was aanvankelijk veel tegenstand, totdat een vergadering werd belegd, waar een deskundige de wetenschappelijke achtergronden van de methode uiteenzette en velen bleken bereid hun oordeel op te schorten, totdat de praktijk zou uitwijzen wat de resultaten zouden zijn. „Wellicht wordt de probleemstelling van de aanpassing voornamelijk van sociologische zijde wat overdreven", meende de voorzitter, welke opmerking socioloog Turksma aanlei ding gaf, te preciseren, welke taak in dit verband de sociologie heeft. Zij heeft een dienende taak, waarbij zij eerst alle beschik bare feiten verzamelt en uitvoerig onderzoekt in ruim overleg met maatschappelijke werk sters en andere mensen, die zich verantwoor delijk voelen. Daarna kan men wellicht aan geven, hoe men kan helpen de aanpassing beter te doen verlopen, helpen ook moeilijk heden op te vangen. Waarop de voorzitter toegaf, dat aldus gebruikt sociologische kennis bepaald nuttig kan zijn, ook al om de ver antwoordelijke mensen in het gebied, leden van gemeentebesturen, kader van vakbonden, sociaal werkster, werkgevers, kerkelijke leiders enz., op een juiste wijze voor te lichten. Op deze wijze kan dc sociologie zeker veel be reiken, doch dan moet zij afzien van het idee „top-planning" en de kennis bij de leiding gevende mensen van verschillende levensbe schouwingen „inbouwen". De heer Turksma betoogde nog, dat er tot dusver geen sociaal-wetenschappelijke publi caties over het gebied Tholcn bekend zijn, zo dat eerst gegevens verzameld moeten worden. De Stichting Zeeland heeft het plan een studie van het gebied te maken en zal daarmee spoedig aanvangen. Maar voor dit werk moe ten toch wel twee jaar worden uitgetrokken. Ir. Buddingh vond het jammer, dat men op dit rapport nog twee jaar zal moeten wachten. Immers, juist nu doen zich grote veranderin gen voor en door het ontbreken van gegevens over de sociale structuur werkt men soms enigszins in den blinde. Dc voorzitter sugge reerde met interim-rapporten te werken. MET de problemen rond de aanpassing valt het dus wel mee, aldus de heer Hage, vergrijsd in het agrarische vak en de anderen vielen hem hierin bij. Mej. Paling wees er nog op dat de overgang van landbouw naar industrie voor een individu grote span ningen kan opwekken, maar dat de theorie overdrijft als men dit ook van toepassing acht op de modernisering in het landbouwbedrijf zelf. Burgemeester Van den Bos meende even wel, dat men de mensen even tijd moet gunnen teneinde hen in staat te stellen, zelf een be slissing te nemen. Materiële voordelen worden trouwens snel aanvaard. Overleg zal dan ook sneller werken dan overheidsdwang. Notaris Blindenbach onderstreepte dit: voorbeelden stellen, met feiten bewijzen, dan aanvaardt men een verandering. Men moet er bij voor baat niet van uitgaan, dat de bevolking ach terlijk is, integendeel zij is „bij" genoeg. Dc heer Geuze illustreerde dit met er op te wijzen, dat in 1949 Tholen reeds het vierde gebied was van Nederland, waar men met de mecha nisatie van de landbouw het verst was. De volgorde is: 1. Noord-Oost Polder; 2. Wie- 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 8