No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
ringermeer; 3. West Zeeuwsch-Vlaanderen; 4.
Tholen. En mevrouw Geuze verklaarde: „De
aanpassing gaat vrijwel automatisch. Van
nieuw naar oud zou veel moeilijker zijn. De
breuk tussen oud en nieuw ligt al achter ons".
Maar toch duikt bier en daar altijd weer
opnieuw het verhaal op van de achterlijke
bevolking"Wat is daarvan toch de oorzaak?
Mevr. Van Gorsel wilde dit gaarne weten. Zij
acht dit nl. een legende, die zo snel mogelijk
de wereld uit moet. Hier kwam de discussie
op een teer punt, omdat men meende dat de
politieke en kerkelijke instelling van een groot
deel der bevolking een rol speelt. Immers
maar al te vlug wordt door andere bevol
kingsgroepen in Nederland wat laatdunkend
gesproken over de groep, die een streng-or-
thodox Christendom belijdt en dit ook in het
politieke leven tot uitdrukking brengt, met
name in de S.G.P. Men spreekt dan van een
uitgesproken en koppig conservatismedat
zich zou doen gelden op alle terreinen van het
maatschappelijk leven, met andere woorden:
een afwijzing door deze bevolkingsgroepen
van alles wat deze nieuwe tijd aan nieuwe
zaken brengt. Dit nu zo kwam tijdens deze
vergadering vast te staan is een eenzijdige
en onjuiste opvatting. Misschien geeft de aan
passing iets meer moeite: de film bijvoorbeeld
wordt nog afgewezen, hoewel niet meer alge
meen. Langzamerhand wordt de film als
onderwijsmiddel in deze kringen ook wel aan
vaardbaar geacht, hoewel nog niet van harte.
Landbouwvoorlichtingsfilms worden wel ge
accepteerd, maar toch blijven er aarzelingen.
Zo werd een draaiprent over het boerenleen
bankwezen ergens op Tholen afgewezen, om
dat de voorstelling in een café werd gegeven
en omdat het hier om een film ging. Maar
toch: de inzichten veranderen. De heer D.
Kodde, die als de politieke leider in Zeeland
van deze groep geldt, geeft veel medewerking
en zijn stem heeft er grote invloed. Iets anders
is dat deze groep zich als totaliteit afzijdig zou
houden. Individueel echter aanvaardt men de
vernieuwing eerder. Het is dus onjuist en
vooral ook onrechtvaardig om op grond van
een bepaalde geloofsovertuiging te constate
ren, dat er hier sprake zou zijn van een achter
lijke bevolking. Dergelijke ongenuanceerde
conclusies zijn schadelijk!
GEEN al te grote moeilijkheden met de
aanpassing. Maar toch spreekt men bij
de herverkaveling voortdurend over
nazorg. Is hier dan geen tegenstrijdigheid?
Juist niet, zoals de heer Geuze duidelijk uit
eenzette: „Voorzorg en nazorg zijn beide
nodig, maar helaas is van die voorzorg niet
veel gekomen, omdat het eiland is overvallen
door de watersnood. Tussen de voor- en de
nazorg in ligt de zorg, de voorlichting in par
ticuliere zaken. Hoe nodig dit is blijkt uit
het feit dat er jaarlijks voor ongeveer 11
miljoen wordt verwerkt. Er wordt veel „om
gewoeld". Een boer die voor de aanleg van
een weg zijn kleine weide moet afstaan en de
melkopbrengst niet kan missen moet men in
de tussenfase helpen. Ook bij de nazorg
speelt weer de noodzakelijkheid van het
voorbeeld en daarom hoopt men op Tholen
met medewerking van het ministerie van
landbouw en visserij een nieuw initiatief
tot uitvoering te brengen, namelijk een streek -
verbeteringsplan. Men is op dit idee gekomen
door de voorbeelddorpen, waar men een ideale
toestand schept. Alle moderniteiten worden
er als het ware ingepompt, onder het motto,
dat voorbeelden wekken. Deze gedachte nu
wil men op een gehele streek toepassen, maai
de cultuurtechnische dienst is van mening, dat
dit alleen mogelijk moet worden gemaakt als
sluitstuk van een herverkaveling. Het zou
immers onjuist zijn om alleen de kavelindeling
ideaal af te leveren en dan te stoppen en de
rest te laten voor wat het is. In Friesland en
Brabant heeft men reeds in deze richting ge
werkt als afsluiting van een herverkavelings
project o.a. door elektriciteitsvoorziening en
silo's. Ook hier weer: aanpassen door het voor
beeld." De heer Buddingh achtte de technische
nazorg, zoals het geven van bemestingsad
viezen geen probleem van grote omvang. Er
37