ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 aangebracht. De verankeringsblokken dienen een trek kracht van 30.000 ton, overgebracht door de kabels op te vangen. De torens waaraan de kabels zijn ge hecht werden resp. 52 meter onder water en 20 meter onder een deklaag van kalksteen en 29 meter onder water en 32 meter onder een deklaag op rots gefun deerd. In Nederland is de funderingsgrond voor hang bruggen ongunstig. Een vooroorlogs ontwerp voor een hangbrug over de Maas te Rotterdam is dan ook ge baseerd op verankeringsblokken die op palen zijn gefundeerd. In het kustland Maryland (U.S.A.) is in 1952 de Chesapeake Bay Bridge tot stand gekomen met een lengte van ongeveer 12 km, een hangende overspanning van 900 meter die een hoogte van 60 meter boven de waterspiegel bereikt. De kosten hiervan bedroegen 45 miljoen, dat is herleid op de Nederlandse interne valutawaarde 150 miljoen. Het is ons ondanks na vraag nog niet bekend of de geologische voorwaarden daar vergelijkbaar zijn met die in Nederland. De om schrijving als „coastal lowlands" zou daarop kunnen wijzen. Op welke plaats De vraag waar de hangbrug over de Wes- terschelde zou moeten komen, hangt weer van diverse andere vragen af. In de eerste plaats: waar is de bodemgesteldheid het gunstigst. In de tweede plaats: langs welke lijn kan de groeiende en potentiële verkeersspanning het best worden afgereageerd. Verkeerseconomisch zijn voor de toekomst de „werkgebieden" Vlissingen tot aan het Zuidsloe en Ter- neuzen en achterland het belangrijkst. Pro jectie van de brug in deze omgeving b.v. bij Hoofdplaat zou noch voor Vlissingen noch voor West Zeeuwsch-Vlaanderen, noch voor de kanaalzone in Oost Zeeuwsch-Vlaan deren een grote „omweg" betekenen. Voor Sluis naar „Holland" zou de kilometer afstand iets geringer worden; de afstand Sluis-Vlissingen zou ongeveer 20 km langer worden, wat even tijdrovend is als thans het gebruik der veerdienst. Terneuzen- „Holland" zou onder deze omstandigheden 15 km langer worden dan wanneer de brug „voor de deur" zou liggen. Moeilijker is het vraagstuk voor het Land van Hulst. Het Amsterdamse rapport stelt bij het in te polderen Land van Saaftinge een tunnel voor met instandhouding van veren bij Perkpolder, Terneuzen (deze twee eventueel gecombineerd) en bij Breskens. Gezien de be tekenis van de twee laatste veerdiensten zou het logischer geweest zijn als het rapport ook in het westen een vaste verbinding als wense lijk had genoemd. Wij moeten omgekeerd constateren, dat een verbinding in het westen het oosten niet zal helpen, zodat het veer bij Perkpolder zou moeten worden gehandhaafd. Daar het te overbruggen deel van de Schelde bij Saaftinge slechts ruim 2 km bedraagt, zou den wij met het oog op de gekapitaliseerde waarden ook daar voor een hangbrug willen pleiten. Deze zou veel eerder tot stand kun nen komen, daar zij reeds direct aansluiting geeft op „Holland". De brug in het westen zou men als sluitstuk van de Deltawerken kunnen beschouwen. De oostelijke brug zou de kanaalzone als uniek vestigingsgebied in verbinding kunnen brengen met het sterk verwante grensgebied Noord-Brabant en zijn overvoerde arbeids markt. De westelijke brug zou later, wanneer de prognoses uitkomen, automatisch de over gebleven veerdiensten wegdrukken en eerst een goede internationale noord-zuidverbin ding scheppen. EEN uitgebreid veld van onderzoek ligt voor ons. Het is de moeite van het om ploegen wel waard. Het bovenstaande is slechts een schetsplan, met de grote moge lijkheden die het, gewijzigd of niet, biedt een goed stuk Nederlandse bevolkingspolitiek te volbrengen. Waarom zou, wat in Rotterdam kan, niet in Zeeland verwerkelijkt kunnen worden Het bovenstaande artikel is een nadere uitwerking van een lezing, die Drs. M. C. Verburg, directeur van het E.T.I. voor Zeeland, op 12 april 1956 te Breskens hield voor de Vereniging van burgemeesters, secreta rissen en ontvangers, alsmede voor gemeenteraadsleden in West Zeeuwsch-Vlaanderen. 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 10