De recreatie in Zeeuwsch-Vlaanderen
No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Ir. M. de Vink
IN de naoorlogse jaren en speciaal wel in de de laatste jarenwaarin het met de conjunctuur
in de meeste West-Europese landen zo naar den vleeze is gegaan, is de recreatie een begrip
geworden, dat bij steeds groter wordende groepen van de bevolking gemeengoed aan het
worden is.
Het is eigenlijk verwonderlijk, dat bij deze enorme ontwikkeling, welke de recreatie te zien
geeft, er in ons, soms wel eens een weinig „overgeorganiseerd"land nog geen instantie bestaat
die het gehele probleem van de recreatie behartigt.
Wel houden diverse instanties en organisaties zich met allerlei facetten van de recreatie
bezig, zoals de Horeca, die de logiesverstrekking tot zijn werkterrein heeft, de Kampeerraad,
die het sociale toerisme in goede banen tracht te leiden, de V.V.V.'s, die de propaganda ver
zorgen, de Provinciale Planologische Diensten, die in de ruimtelijke behoeften van de recreatie
trachten te voorzien, het Staatsbosbeheer en de betrokken afdeling van het Departement van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die hun goede zorgen wijden aan de natuurbescher
ming en de landschapsverzorging en wellicht nog vele anderen. Maar een instantie, die zich
van de grond af aan met de problemen van de recreatie als sociaal verschijnsel bezighoudt,
ontbreekt ten enenmale.
Het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat de recreatie, met name de vakantiebesteding,
zoals deze zich thans aan ons voordoet, een mm of meer lawine-achtig voorkomen heeft ge
kregen.
Dit is het beeld, dat we ook in deze mislukte zomer in Zeeland en dus ook in Zeeuwsch-
Vlaanderen van de recreatie te zien hebben gekregen.
RECREATIE heeft in feite altijd twee
kanten. De ene zijde is, dat de mensen,
die in een bepaald gebied of stad wonen
in hun naaste omgeving recreatie-gronden
willen en ook behoren te hebben.
Aan de andere zijde vinden we de recreatie
gebieden, die grote drommen vakantie- en
week-endgangers tot zich trekken en waarvan
de streek graag zijn graantje mee wil pikken.
De sociale en de economische kant dus.
In provincies als Noord- en Zuid-Holland
vormt het eerste geval het grote probleem nl.
hoe de grote aantallen bewoners hun „buiten"-
ontspanning te geven. Bekende pogingen tot
oplossing van dit probleem zijn het Kralingse
Bos in Rotterdam en het Amsterdamse Bos.
In Zeeland en met name in Zeeuwsch-
Vlaanderen hebben we in hoofdzaak te ma
ken met bestaande recreatie-gebieden, die, be
halve voor de eigen bevolking, voldoende ac
commodatie kunnen bieden aan de steeds
groeiende aantallen vreemdelingen en we moe
ten het dus als een waardevol economisch ver
schijnsel beschouwen, dat deze vreemdelingen
het mooie Zeeuwsch-Vlaanderen ontdekt heb
ben. Het zal zaak zijn om deze bezoekers het
leven daar zo aangenaam mogelijk te maken
teneinde hen zo lang mogelijk vast te houden,
73