No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT met gepeperd bloedzei Maurice Roelants van hem, „een Gentse bullebak". In zijn huis kamer staan leren fauteuils, waarin men schier ten onder gaat, naast stijve, rechte stoelen, die geschapen schijnen om krom-zitten af te leren. Een zware Westminster-slag van een grote huiskamerklok dreunt er elk kwartier en het lijkt alsof dan alle dingen in de kamer verwon derd en wat verstoord opkijken, de vazen, de bordjes, de lamp, de stoelen. Het klink té grim mig voor dit vertrek, omdat nu niets en niemand meer even rustig kan indommelen Hier ontvangt ons Minne, twee-kwart Vlaming, een kwart Spanjaard, een kwart inter nationalist. Dat heeft hij ons verklaard en wij willen het herhalen, doch met de woorden, die ergens in een van zijn boeken zijn terug te vinden. „Ik leg vooral den nadruk op mijn 34 Spanjolisme. Ik heb me dit altijd zo wat gevoeld: een gedisciplineerde verburgerlijkte hi dalgo. Tot vóór enkele jaren een oude nicht mij 't geheim verklaard heeft (zij staat voor de historische juistheid in). Een mijner voorzaten (bestaat dat: vrouwelijke voorzaten?) moet naar 't schijnt een vruchtbare zonde hebben bedreven met keizer Karei. Zeggen we, met zijn ka menier, als die kamenier een Spaanse was. Gevolg: Richard Minne, die gedichten maakt en zich voor 34 Spanjaard voelt." Deze Gentse kwart-Spanjaard kent Zeeuwsch-Vlaanderen van vroeger en nu. Zijn moeder kwam uit het Meet jesland en als kind logeerde hij in Eeklo, waar hij speelde bij het stand beeld van Karei Ledeganck. Van Eek lo uit trok Minne de grens over, te fiets of te voet. Waarom? Omdat hij een verwant volk wilde bezoeken? Welnee, om het gevoel te hebben in het buitenland te zijn geweest! Want dit frappeerde de jonge Minne en frappeert hem bij elk bezoek weer opnieuw: bij de Belgisch-Nederlandse grens is het alsof er „een mes over het land is gegaan." Ga van België naar Frankrijk en de overgang tussen beide landen valt vrijwel niet op, „is niet brutaal" volgens Minne; ga naar Nederland, slechts een „boogschutje ver" en het is alles anders. „Ja, maar meneer Minne," zeggen de bezoekers van boven de Schelde, „als wij in Zeeuwsch-Vlaanderen ko men, dan zien wij toch allerlei zaken anders dan in Noord-Nederland; me nen we toch in Vlaanderen te zijn." „Tiens, menen jullie dat?" zegt Minne en zijn ogen kijken fel onder de bor stelige wenkbrauwen („de gave der objectiviteit bezit ik niet, goddank, ik ben een gepassio neerd redacteur" schreef hij eens aan een vriend), „Luister: Zeeuwsch-Vlaanderen is voor ons een typisch Nederlandse streek!" Richard Minne. een mes over het land. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 23