No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
In Brugge woont zo'n speurder: Guido Declercq, econoom en directeur van het West
vlaams Economisch Studiebureau. Muntplaats 5 is zijn kantoor-adres, overigens niet lang
meer, want binnenkort gaat hij verhuizen. Eigenlijk jammer, want „Muntplaats" is een toe
passelijke naam voor een bureau, dat munt wil slaan voor het gewest en zijn inwoners, zij
het dan niet in letterlijke zin. Maar goed, Guido Declercq is hier directeur en speurt naar het
Nederlandse Deltaplan. Een totaal andere figuur dan de literator Minne, ondanks de dich
terlijke voornaam. Men zou hem voor een jonge, intelligente predikant kunnen verslijten, een
man, van wie men na afloop van het gesprek waarderend zegt: „een scherpe vent!" Maar De
clercq is géén dominee, wel scherp. „Dat plan van u gebeurt vlak boven ons hoofd", zegt
hij en zijn blik dwaalt naar een grote kaart aan de wand, waarop ook Zeeland voorkomt.
„We zijn wakker geschud door de ramp bij u. We wisten weinig van Zeeland, een naam als
Schouwen-Duiveland bijvoorbeeld is voor mij pas in '53 een begrip geworden. Maar nu zien
we alles anders, want Zeeland en Belgisch West Vlaanderen hebben gemeenschappelijke be
langen!"
Zingt niet elk vogeltje zoals het gebekt is? Econoom Declercqdirecteur van het West-
vlaamse E.T.I., verdiept zich niet in de eerste plaats in menselijke factoren, maar denkt aan
andere zaken, ontwikkelingsplannen, industrie. Overigens ten dienste van de mensen. Hij
staat voor een kaart, waarover strepen lopen, grenzen genaamd. Maar ze hinderen hem, want
zodra men die strepen wegdenkt, dan is het gebied één. En dat wil zeggen: meer mogelijk
heden! Dus Zeeuwsch-Vlaanderen maar in één economische pot met België gegooid? Zo sim
pel redeneert deze directeur niet. Hij heeft van plannen voor vaste oeververbindingen over
de Westerschelde gehoord, bestudeert allerlei Nederlandse rapporten en plannen, ziet op zijn
kaart één groot gebied, gevormd door de driehoek Rotterdam-Antwerpen-Belgische/Zeeuwse
kust, ziet daarin havens, Vlissingen, Zeebrugge, Tërneuzen. En zegt: „Welk een enorme mo
gelijkheden voor de ontwikkeling van het Scheldebekken. Wij u in Zeeland en wij hier
moesten die eens gemeenschappelijk onderzoeken. Samen rapporteren! Als de zeegaten wor
den afgesloten, als er eens een vaste oeververbinding met Zeeuwsch-Vlaanderen over de
Westerschelde zou komen, dan betekent dit voor ons een effectieve nabijheid van Rotterdam.
Dat trekt aan. Ah. uw werken interesseren ons. Denk eens aan, welk een gemakkelijk
verkeer van goederen en toeristen. De grens met uw land is toch al een gedevalueerd begrip,
heel anders dan bijvoorbeeld met Frankrijk. De grens daar voelen we iedere dag."
DE grens is een gedevalueerd begrip. Wil dat zeggen, meneer Declercq, dat Belgisch Vlaan
deren en Zeeuwsch-Vlaanderen in elkaar overgaan zonder dat men het merkt? „Nee, dat
niet," betoogt hij onmiddellijk, „want bij het overschrijden van die gedevalueerde grens
voelt men toch in een ander land te zijn.
En dus zitten we weer in het hok van de Nederlandse leeuw en niet in dat van de leeuw
van Vlaanderen. Beide hokken zijn verschillend gestoffeerd, al naar aard en levensstijl van de
twee bewoners: „Er is direct na de grens meer orde in de dorpen, de huizen zijn beter on
derhouden, je voelt in een ander land te zijn, kortom: je bent in Nederland. Hoe het met dc
mensen is gesteld? Over het algemeen hebben wij, Vlamingen, vooroordelen jegens de Neder
landers en er is niet zo héél veel contact. Wij kennen bijvoorbeeld Sluis en Groede als pleister
plaatsen als we er als toeristen komen. De Zeeeuwsvlamingen komen ons steeds prettig tege
moet. Misschien voelen we toch meer verwantschap met hen dan met laat-ons-zeggen een man
op Schouwen. Maar ja, Zeeuwsch-Vlaanderen is tenslotte een grensgebied, een samenkomen
van België en Nederland. Wanneer er nog eens een nauwere economische samenwerking komt,
dan zal dat wat de mensen betreft weinig moeilijkheden opleveren."
83