f
tof
No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
dijke en Willemskerke werden in 1572 aan
het Axelerambacht toegevoegd, gescheiden
als zij waren door het overstroomde land van
het Assenederambacht figuur 2).
De Cosmas en Damianusvlocd van 1509
(27 sept.) bracht opnieuw overstromingen
„datter vele ende diversche polders verdron-
cken ende onder tzoute water ligghende
ende rijdende zijn", zegt een ordonnantie van
27 oktober 1509. Joos van Ghistele en Lievin
Ley(n)s moeten als superintendenten de land
lieden bij de beschadigde dijken dwingen
daaraan te gaan werken tegen redelijke be
loning. Het koren moet gedorst worden en
het stroo verkocht om daarmee de dijken te
krammen. Hontenisse, op St. Gallenavond
1508 overstroomd, krijgt opnieuw zijn deel
en in 1511 worden de pogingen opgegeven
dit gebied te herwinnen.
De vloeden van 1530 (5 nov.), 1531
(18 en 19 april) en 1532 (2 nov.) brachten
nieuw leed aan de bevolking van deze streek.
Langs het gehele kustgebied zijn poldertjes
geinundeerd. Saaftinge moest een klein ge
deelte van zijn gebied prijsgeven; de zee
drong hier door tot in het land van Waas.
Cs
-wy
1.
Ar
Ëfi 1 1
i
BV
pii
Li LS
3. Kasteel Saaftinge.
Uitgaven worden gedaan voor het herstel van
de dijk rond het kasteel Saaftinge (fig. 3). Tal
rijke ordonnanties van overheidswege tracht
ten een gunstige basis voor herstel te scheppen.
Om een voorbeeld te noemen: de 3 parochies
Zaamslag, Aandijk en Othene, in nog geen
kwart eeuw vier maal geïnundeerd n.l. in
1509, 1511, 1530 en 1532, krijgen krachtens
diverse ordonnanties hulp van de achterlig
gende polders Capelle, Poucke, Weelden,
Haykins, Visscher, 's-Graven, Copwijc, Screy-
dijc en Beyaert, samen 2394 gemeten. Bij de
vloed van 1530 blijken die van het St. Jans-
liedengilde van Axel met hun zoumandjes
(zautwannekins) geholpen te hebben het grote
gat aan de sluis van Nieu(h)otene te sluiten.
Aan het dijksgedeelte Rogghesande-Campen
gelegen voor de evengenoemde drie parochies
werkten zowel mannen als vrouwen, die resp.
8 en 6 stuivers per dag verdienden. Van dit
gebied moest bij de Pontiaansvloed van 1552
terrein aan de zee prijsgegeven worden. Het
is een kustgedeelte met een grillige schakering
van inlagen, nollen en hoofden.
DE bekende dijkgraaf Blancx beschrijft in
1570 de Allerheiligenvloed van dat jaar
als den grooten storm ende noyt dier-
gelijcken hooghen vloet". Weer bezweken de
dijken en het aantal polders dat droog bleef
was klein. Het herstel der dijken vorderde
langzaamwant de troebelen van de oorlog in
deze streken belemmerden de voortgang.
Desniettegenstaande wordt aan een zeer voor
uitstrevende regeling voor het dijkbeheer van
het gebied van Terneuzen gewerkt. Op 22
januari 1576 bevindt de even genoemde Blancx
zich voor deze zaak in de abdij Baudeloo om
de oppositie te onderzoeken die tegen het ge
concipieerde octrooi van de dijkage van
Terneuzen gerezen was. 2 maart 1576 is de
ordonnantie voor het Quartier van Terneuzen
gedateerd. Een nieuwe eenheid met een al
gemeen waterschapsbestuur wordt ingesteld
belast met de rechtstreekse zorg voor de zee
wering. Duidelijk komt het principe naar
voren dat het behoud van de bodem een zaak
is van algemeen belang en niet alleen dat van
eigenaren of pachters van de grond. We zien
dan ook dat de overheid in de zestiende eeuw
belangrijke sommen ter beschikking stelt voor
herstel der dijken. Merkwaardig is dat bij
deze regeling oude rechten en instellingen ter
zijde worden gesteld en een afgewogen
differentiatie in de op te leggen last wordt
ingevoerd naar gelang van het belang bij de
verschillende werken.
91