ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 dc vijand te kunnen hinderen. De landlieden werd toegestaan hun gewassen en vruchten naar de naastbij gelegen steden over te brengen. In mei van dat jaar hadden de geuzen reeds bij Campen de dijk doorgestoken waardoor 5 a 6000 gemeten waren onder gevloeid (Aan- dijk, Ghenderdijk, West-Zaamslag, Oud- en Nieuw-Othene, Diepenee en s-Gravenpolder). Wanneer Axel in juli 1586 door prins Maurits wordt genomen, dan betekent dit dat het land van T'erneuzen nog min of meer verbonden door een smalle strook land of dijk met Axel, een eiland is met onafzienbare watervlakten rondom. UIT een ordonnantie van Filips II van 23 september 1585 is bekend, dat het Saaftinge en Hulsterambacht niet beter verging. In dit document wordt verhaald hoe de gecommitteerden van Saaftinge bevonden hebben dat de gaten gemaakt door de vijanden en rebellen van een dergelijke diepte en groot te zijn, dat zij onherstelbaar geacht worden. De kosten zouden de financiële draagkracht wel twintigmaal te boven gaan. Voorlopig wordt het beste geacht o.a. de Vranckendijk- polder en Grauwe te verzekeren, want indien deze verloren gaan, is er geen toegang meer tot de polder van Namen en de dijkage Saaf tinge. Tevens is een dijk bij de Moervaart noodzakelijk. Voor het voorlopig herstel wordt een college van zeven grote gelanden en één vanwege de kleine en particuliere ge landen ingesteld. De samenstelling van dc ge deputeerden in dit college geeft een beeld van de meest gegoeden in deze streken: de graaf (voor de polder van Namen), de Lieve Vrouwekerk van Kortrijk (voor Duvershoek en Vranckendijk), de bisschop van Brugge (voor Grauwe), de abdij Baudeloo (voor Lams- waarde, Pauwelspolder en Rietvliet), de pre laat van Cambron (voor Riet- en Wulfsdijk) en de stad Hulst (voor de Moervaart). Het college zal dc noodzakelijke werken doen uit voeren en een taux heffen indien de geschoten penningen niet voldoende zijn. Zelfs deze poging te herstellen wat er her steld kon worden is op niets uitgelopen. Dc 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 36