No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT kansen van de ooidog wisselden snel in het toch al geteisterde Hulsterse land. Hulst kon het dankzij Mondragon, die nieuwe vendels Spanjaarden in de stad bracht, uithouden tot 1591, toen het door prins Maurits in septem ber met een grote overmacht beleidvol werd veroverd. De stad zou echter niet lang in handen van de prins blijven. In 1596 waren door de Staatse troepen, om zich tegen een aanval te dekken, de polders Absdale, Clinge en Kieldrecht onder water gezet en was de stad alleen langs de dijk tussen Clinge en Kiel drecht bereikbaar (fig. 5). Na een beleg van negen dagen viel het strategisch belangrijke punt, de Moerschans met de liniedijk, in han den der Spanjaarden. Op 9 juli begonnen gaf de graaf van Solms 18 augustus 1596 de stad over na een beleg dat veel mensenlevens kostte en een gedeelte van de stad tot een puinhoop verkeerde. Rond 1600 (fig. 6) is de toestand zo, dat alleen het gebied Ossenisse, (Nieuw) Honte- nisse en Heinsdijk met enkele aanliggende pol ders overbleef, verbonden door een vrij smalle strook grond met Hulst. Alleen via de Baude- loodijk viel nog de polder van Namen te bereiken, de rest was slikken, dijksgedeelten, ruïnen van huizen en water, niets dan water. VAN bedijkingsactiviteit merken we weer iets ten tijde van het Twaalf jarig Bestand. Het is of weer de oude ondernemingsgeest bij de monniken van Duinen ontwaakt, wier activiteiten enige eeuwen terug tot grote landaanwins- ten hadden geleid. De Hooglandpolder alsmede de in 1606 ondergelopen Nijspol- der onder Ossenisse werden in 1610 her- dijkt. Vervolgens wordt aan de schorren van Oud-Hontcnisse begonnen. De ziel van deze 7. Het beleg van Hulst in 1645. Links boven: klein gedeelte nieuwe polder Stoppeldijk; ver der de polders Absdale en Clinge. Zeeuwsch Genootschap, III, 156. HULST 95

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 37