No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT dig toepassing in vele streken van Zeeuwsch- Vlaanderen. Met de toenemende motorisatie neemt de betekenis van bet paard als trekkrachtleve rancier af. Al een groot aantal bedrijven stelt het zonder paarden. Sinds 1950 is de paarden- stapel met 30 °/o verminderd. Deze bedraagt nu nog 6500 stuks. De trekpaardenfokkerij stond zeer hoog aangeschreven. Veel kampioenen werden hier geboren en opgefokt. Doordat de grote be drijven vooral overgeschakeld zijn op motori satie is de paardenfokkerij verplaatst van het grote naar het kleine bedrijf. Niettemin blijft een kern van oude fokkers actief. Veestapel. DE veestapel bestaat voor 73 uit jong vee van het Fries-Hollands veeslag. Schaarste aan personeel en moeilijke en weinig lonende afzet van de melk deden de melkveestapel zeer sterk inkrimpen. Het aan tal melkkoeien-bedraagt 3000 in West en 4000 in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. In totaal moe ten er 10.000 melkkoeien zijn om in de eigen behoefte aan consumptiemelk en melkproduk- ten te voorzien, zodat hier wel een zeer merk waardige toestand ontstaan is. Het aantal stuks mestvee bedraagt 10 van de totale veestapel, die 40.500 stuks vee groot is. De varkensstapel is gering, totaal 14.000 stuks. Op de meeste bedrijven treft men 1 a 2 fokzeugen aan, waarvan de biggen worden verkocht. De schapenhouderij is zeer beperkt, evenals de pluimveehouderij. Onderwijs. HET landbouwonderwijs is van grote be tekenis. Naast de landbouwwinterscho- len in Schoondijke en Hulst is er een vijftal lagere landbouwscholen, zodat de mees te jonge boeren een landbouwkundige oplei ding volgen. Ook voor de toekomstige vlassers bestaat de mogelijkheid een opleiding te ont vangen in één der vlassersscholen (Eede en Koewacht). Braakmanpolder. DE landbouw in de jongste polder van Nederland, de Braakmanpolder is de vermelding waard. In Juni 1952 werd deze polder van de Westerschelde afgesloten. Dit feit heeft er toe medegewerktdat de 27 km slechte dijk rondom de oude Braakman niet aan de stormvloed werd bloot gesteld. De 2,5 km nieuwe, zware en hogere zeedijk kon de wateren weerstaan. Als de Braakman niet ingedijkt zou zijn geweest, zou tot ver in België land overstroomd zijn. De verkorting van de zeedijk is dan ook een belangrijk mo tief geweest voor indijking van de Braakman. Voorts werd de afwatering van de polders rondom de Braakman door de aanslibbing be moeilijkt. De afwatering van deze polders is na de inpoldering zeer verbeterd. Plaatselijk heeft dit er echter toe geleid, dat de gronden met een dunne kleilaag op zandondergrond nu verdrogen in perioden van geringe regen val. Dit probleem vraagt om een oplossing. Het motief van landaanwinst is bij de in poldering dan ook zeker niet de hoofdzaak geweest. De bodemgesteldheid is uiterst grillig en varieert van zware klei tot puur zand. De lichte gronden overheersen echter. De zand- gedeelten zullen voor recreatie weer een be langrijk motief voor de inpolderingen bos- aanplant dienen. De grote kreek zal tevens de watersportliefhebbers tot zich trekken. Momenteel zijn 10 bedrijven uitgegeven aan landbouwers uit de rampgebieden van overig Zeeland. Nog 16 bedrijven zullen uitgegeven Bedrijvigheid aan de Axelse Sassing.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 43