No. 3/4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT het schip om 10.00 uur vertrok. Dan moest de Bressiaander zorgen met de steigerschuit uiterlijk om 8.45 uur in Vlissingen te zijn en wel voor Hotel du Commerce hij me), wed. Peeters, zijnde de startplaats van de wagens op de boot. Klaaysen heeft zijn huisdeur stellig niet later dan te zeven uur achter zich dicht getrokken. 's Namiddags tussen vijf en zeven stapte hij dan even huiten de hoofdpoort te Rotterdam aan wal. En de kosten? Het tarief van de steiger schuiten is mij niet hekend, maar een gulden heeft Klaaysen voor de overtocht naar Vlis singen zeker neergeteld. De wagen op Middel burg kostte hem 0,40, wanneer hij tenminste geen andere bagage bij zich had dan valies of nachtzak. De conducteur op de boot naar Rotterdam vroeg hem tenslotte 2,50, omdat Klaaysen er genoegen mee nam heel de reis in de ongemakkelijke voorkajuit te zitten. In totaal heeft de man f 3,90 uitgegeven. Vindt u dat het nog al meevalt? Dan hebt u over het hoofd gezien, dat Klaaysen voor deze enkele reis van een arbeidersweekloon heeft neergeteld! Risseeuw uit Oostburg moest diezelfde zo mer voor zaken in Bergen op Zoom zijn. De diligence van Sluis op Breskens, voor welker exploitatie Koning Willem I destijds concessie had verleend, is in de Naamwijzer van 1856 niet te vinden. Misschien was de dienst op geheven. Dat was dan voor Risseeuw niet be paald een ramp, want De Hullu, als echte Zeeuwsvlaming, was direct bereid zijn paard voor te spannen en zijn buurman naar Bres kens te rijden. Met de steigerschuit naar Vlis singen, te voet naar het dok, waar om 8.00 uur de diligence, of naar de Kleine Markt, waar om 9.00 uur de omnibus voor Middel burg vertrok. Klokke tien reisde uit de Zeeuw se hoofdstad de brievenmaal naar Bergen op Zoom. Het was een reis in vier etappes: eerst naar het Sloeveer, vervolgens van Noord- kraayert tot Yersekedam, daarna de rit van Gorishoek tot de Eendracht over het eiland Tolen, eindelijk het sluitstuk op de Brabantse wal. De reissom? Een gulden voor de steiger schuit, zes stuivers voor de diligence, 5,20 voor de brievenmaal, de veren daaronder be grepen. In totaal dus 6,50, plus een paar pinten voor de gedienstige buurman. Het spreekt vanzelf, dat Risseeuw pas de volgende dag naar Oostburg terug kon reizen. Cammaert uit Hulst, die naar Middelburg als getuige was opgeroepen, Gast uit Brou wershaven, die zijn dochter in Terneuzen wilde opzoeken en Platschorre uit Ellewouts- dijk, die voor zaken in Zierikzee moest zijn, zij allen aanvaardden welgemoed een twee daagse reis dat is te zeggen: het leven was nog zo weinig gehaast, dat zij er gemakke lijker dan wij op de plaats van bestemming een dagje aan vastknoopten. TOCH sloeg een golf van vreugde en en thousiasme over Zeeland toen de rege ring in 1860 besloot tot aanleg van de Zeeuwse spoorlijn. Ten aanzien van de ont wikkeling van de provincie heerste reeds jaren lang een optimistische geest. Mannen als Dirk Dronkers en Frederik Nagtglas voorzagen, dat Vlissingen een knooppunt worden zou in het handelsverkeer tussen Groot-Brittannië en het Rijnland. Nagtglas waande, dat Walcheren zich ontwikkelen zou tot de moestuin van Londen. Er is van dit alles niets gekomen; Zeeland bleef een stil agrarisch gewest, ook toen de spoorlijn sinds november 1872 reizi gers van Walcheren in zeven kwartier naar Roosendaal bracht. Drie jaar eerder sloot een 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 47