ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 ook op dit gebied zou de vlasnijverheid naar buiten waarschijnlijk sterker staan en zou de tegenstelling grootbedrijf tegenover kleinbe drijf vermoedelijk veel van haar scherpe kanten verliezen. Verder is het van het grootste belang, de steeds verder gaande technische ontwikkeling zorgvuldig te volgen en er voor te waken, dat men „bij" blijft. Allerwege vindt research- werk plaats en de resultaten hiervan werken veelal kostprijs-verlagend. De vlasserij, die in deze ontwikkelingsgang achterop raakt, zal dus een te hoge bewerkingskostprijs hebben en de concurrentiestrijd niet kunnen volhouden. Voorlichtingsorganen als het Nederlands Vlas instituut zijn daarom voor de vlasnijverheid van de grootste betekenis. Belangrijk zijn in dit verband ook de re- searchwerkzaamheden van het Vezelinstituut T.N.O. te Delft, waar proeven worden geno men om de kostprijs van het linnen weefsel aanmerkelijk te verlagen door middel van een nieuw procédé en zo de concurrentiekracht van het vlas tegenover andere vezels te ver sterken. Thans is men bezig in het kader van het Novi-vlas-project een proeffabriek te bouwen en men zal de praktische resultaten dus moeten afwachten. Wellicht echter liggen hier nieuwe kansen voor de vlasnijverheid, zij het ook, dat deze dan een geheel andere ka rakter zal krijgen dan zij thans heeft. Tenslotte zal voor de verdere ontwikkeling van betekenis zijn de mate, waarin men de oude leuze: „Van lijnzaad tot lijnwaad" weet te verwezenlijken. Dan immers zal het mo gelijk zijn binnen de grenzen een geïntegreerde bedrijfstak op te bouwen, waardoor men veel sterker komt te staan in de internationale concurrentie. Zonder moeilijkheden zal deze ontwikkeling zich stellig niet voltrekken. HET vlas moet na te zijn geroot op de droogweiden worden gedroogd. In ver band met de temperatuur is dit slechts mogelijk in de lente en de zomer. Voor de vlasserijen heeft dit vérstrekkende gevolgen. Van de oogst van het jaar I kan slechts een zeer klein gedeelte nog in diezelfde zomer worden gedroogd. Verreweg het grootste deel wordt daarom in de lente en de zomer van jaar II geroot en gedroogd en eerst in de daarop volgende winter gezwingeld. Van het strovlas van jaar I is het vlaslint dus eerst beschikbaar aan het einde van jaar II of in het voorjaar van jaar III. Derhalve 1 Yl tot 2 jaar later. Het behoeft daarom geen ver wondering te wekken, dat er slechts een ver wijderd verband bestaat tussen het verloop van de prijzen van strovlas en die van vlaslint. Hierdoor krijgt de vlasnijverheid een min of meer speculatief karakter en dit brengt mede, dat gemakkelijk verkeerde beslissingen kunnen worden genomen. Voor de vlasserijen wordt deze toestand nog verscherpt door het feit, dat in verschillende landen het vlasareaal en de capaciteit van de vlasnijverheid onvoldoende op elkaar zijn af gestemd. In Nederland is het vlasareaal groter dan de capaciteit van de vlasnijverheid, doch in België is de toestand juist omgekeerd. De Belgische vlasnijverheid kent dus een zekere honger naar strovlas en tracht hierin te voorzien door import uit Nederland en Frankrijk. Door de Franse protectiepolitiek t.a.v. het vlas is import uit dat land zeer moeilijk en daarom richt de vraag uit België zich praktisch geheel op Nederland. Door hun grotere vakbekwaamheid kunnen de Belgen zonodig een hogere prijs betalen voor het stro vlas dan de Nederlanders. De prijzen van het strovlas zullen dus de neiging hebben hoog te blijven en eventuele prijsschommelingen van het vlaslint slechts vertraagd te volgen. De marge voor de vlasserijen wordt hierdoor nog verder vernauwd, waardoor de positie van de Nederlandse vlasserijen min of meer labiel wordt en het evenwicht gemakkelijk kan worden verstoord. Door de technische ontwikkeling is de ver houding tussen vast en variabel kapitaal voor de vlasserijen in een geheel ander vlak komen te liggen. Voorheen, in het nog niet geme chaniseerde bedrijf, was de investering betrek- 112

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 54