ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3/4 ZIEHIER dan wat wij meenden dat de achtergronden zijn van Zeelands gewes telijke lied. Een kritisch man, met wie we bij de voorbereiding van deze beschouwing spraken over het Zeeuwse gewestelijke lied, zei ons somber: „Het is nogal leeg en duf. En daarbij moesten we denken aan die dicht regel van Henriëtte Roland Holst „Wel druk ken ons uw dompige atmosferen die An- thonie Donker gebruikte als motto voor zijn „Karaktertrekken der vaderlandse letterkun de". Maar Donker voegde er onmiddellijk een andere regel aan toe, van Geerten Gossaert na melijk: Maar o mijn land, mijn land, Eer dat ik u vergeet!" Mocht nu in deze beschouwing de verklaring van wat wij zien als een Zeeuw se verstarde magische formule voor sommigen te ver zijn gegaan, zou zij zijn overgegaan ondanks alle goede bedoelingen van verkla ring in kritiek, dan is dat niet zo zeer te be schouwen als verzet tegen „dompige atmos feren", maar eerder uit grote genegenheid jegens het Zeeuwse gewest. „O mijn land, eer dat ik u vergeet!" DE K. Tekst van het Geen dierder plek voor ons op aard, Geen oord ter wereld meer ons waard, Dan, waar beschermd door dijk en duin, Ons toelacht veld en bos en tuin; "Waar steeds d'aloude Eendracht woont En welvaart 's landmans werk bekroont, Waar klinkt des Leeuwen forse stem: „Ik worstel moedig en ontzwem!" Zeeuws Volkslied Het land, dat fier zijn zonen prijst, En ons met trots de namen wijst Van Bestevaer en Joost de Moor, Die blinken zullen d'eeuwen door; Waarvan in de historieblaen De Evertsen en Bankerts staan, Dat immer hoog in ere houdt De onverschrokken Naerebout. Gij, Zeeland zijt ons eigen land, We dulden hier geen vreemde hand, Die over ons regeren zou, Aan onze vrijheid zijn we trouw. We hebben slechts één enk'le keus: „Oranje en Zeeland!" da's de leus! Zo blijven wij met hart en mond, Met lijf en ziel: goed Zeeuws goed rond. 1 22

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 64