ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3/4
maatschappij is reeds „onderweg" van de 2J/j miljoen m3 capaciteit naar de 5 a 6 miljoen
ms. Om rantsoenering te voorkomen moest het bedrijf dus naar tijdelijke maatregelen grijpen,
maar het haalde daarbij tegelijk grote moeilijkheden in huis.
In de eerste plaats werd het bestaande watergebied nog meer benut. Door aanleg van nieuwe
putten, een pompstationnetje en een pijpleiding zocht men als het ware de laatste druppel
cp. Het spreekt vanzelf dat die duur is. Men boorde op deze wijze gemiddeld 30 m3 per uur
meer aan, dat is 250.000 a 300.000 m3 per jaar. Hiervoor moest men j 450.000 investeren.
Het water of liever gezegd dit water komt op 40 a 45 cent per m3. De tweede nodige op
lossing is nog duurder. Er wordt nl. Belgisch water aangekocht, tegen de Belgische prijs van
7x/i frs. per m3! Een nieuw probleem is zodoende ontstaan, want wie koopt het goed
kope en wie het dure water? De ernst van de situatie wordt het best getekend met de
opzegging van alle bijzondere leveringsovereenkomsten, die het waterleidingbedrijf de indu
strieën gedwongen was aan te doen. In feite zijn thans de rantsoenen op het verbruik in 1955
bevroren. Om uit de impasse te komen gaan verschillende industrieën herhaaldelijk tot borin
gen over, maar een 180 meter diepe boring ten bedrage van J 40.000,in opdracht van de
Waterleidingmaatschappij uitgevoerd toont het hopeloze hiervan aan: men vond slechts weinig
water en dit was bovendien nog zout!
Hoofdkantoor van de N.V. Zeeuwsch-Vlaamse Waterleidingmaat
schappij te Terneuzen, staande te midden van een fraaie wijk.
De industrie gebruikt veel meer water dan voorheen. Bedrijven die langs het kanaal van
Terneuzen zijn gelegen onttrokken indertijd veel water aan dit kanaal voor gebruik als koel
water en tevens om het gezuiverd voor industriële doeleinden aan te wenden. Dit water is nu
zo vervuild, vooral verzilt door het bij schutting te Terneuzen binnenkomende zeewater
dat de mogelijkheden voor industrieel gebruik steeds beperkter en duurder worden. De groot
verbruikers, die meer dan 1000 m3 nodig hebben, consumeerden in 1947 160.000 m3, in 1951
290.000 m3 en in 1955 620.000 m3. Een enquête wees uit, dat deze bedrijven in de komende
jaren bijna 1 miljoen m3 per jaar meer wensen te kopen. Reeds gaat 25 °/o van de produk-
tie van de Waterleidingmaatschappij naar de grootindustrie, wat gezien de verhoudingen niet
houdbaar is.
124