ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3/4
zuid en omgekeerd door Zeeland liep
stremde.
In 1585 werd Antwerpen door de Repu
bliek voor 200 jaar van de zee afgesloten. De
economie der zuidelijke Nederlanden onder
ging een diepe depressie, zodat het geen won
der was dat het zich aan de baren ontwors
telende Zeeuwsch-Vlaanderen niet meer tot
ontplooiing kwam. Het mocht blij zijn dat
het na de vrede van Munster geleidelijk al
thans zijn agrarische functie kon hernemen.
Economisch dieptepunt.
De 19e eeuw betekende voor Nederland
het dieptepunt, ook in economisch opzicht.
A fortiori gold dit voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Steunend op een voor het gehele land geldend
verkeersisolement en op een nog primitieve
technische ontwikkeling bedroop men er zich
vooralsnog in belangrijke mate. Maar het
opkomende grootbedrijf na 1870 maakte er
tenslotte een eind aan het bestaan van vele
bierbrouwerijen, korenmolens, stijfsel-„fa-
brieken", meestoven, leerlooierijen en andere
ambachtelijke „industrieën". En terwijl „Hol
land" en België tot een nieuwe ontwikkeling
kwamen, was het tussenliggende Zeeland en
Zeeuwsch-Vlaanderen zijn doorverbinding
kwijt. Tenslotte ontwikkelde zich na 1880
het economisch nationalisme zo sterk, dat de
onzichtbare staatsgrens een extra economische
barrière ging worden. Zeeuwsch-Vlaanderen
had daarmee zijn aloude economische contac
ten geheel verloren.
Herleving.
In de 20e eeuw trad een herleving in. Waar
een kanaal Terneuzen-Gent de noord-zuid
verbinding had hersteld en een spoorweg naar
Gent en Mechelen het moderne vervoer had
geïntroduceerd, konden zich van Terneuzen
naar Sas van Gent als verlengstuk van de
Gentse agglomeratie vele belangrijke
industrieën vestigen. Wij noemen hiervan: twee
suikerfabrieken (1872 en 1899); een spiegel-
glasfabriek (1899); een staalfabriek (1899) die
al na enige jaren failleerde; een blauwselfa-
briek (1900), die in de tweede wereldoorlog
werd vernietigd; een cokesfabriek (1911); een
stijfsel- en glucosefabriek (1912); een fosfaat-
fabriek (1920); een scheepswerf (1924); enige
textielfabrieken (1922 en later) en een stik-
stofbindingsbedrijf (1929) allen gevestigd
langs het kanaal en in hun voorspoed behalve
op goed ondernemerschap stoelend op de her
stelde doorverbinding.
In en ten zuiden van Hulst vestigde zich
de textielindustrie (tricotage, tapijten, wollen
stoffen) als voortzetting van de verwante be
drijven rond St. Niklaas en bloeide de aloude
vlas- en klompenindustrie op allen in de
dertiger jaren. De vlasindustrie produceert
momenteel zelfs bijna de helft van het Ne
derlandse vlaslint.
In het westelijk deel getuigde de stichting
van menige kleine industrie dat er ook daar
iets gloorde van een beter contact met de
buitenwereld, ondanks het ontbreken van
spoor en kanaal. Maar de geschiedenis met de
N.V. Van Melle te Breskens, die na de ver
nietiging in 1944 van Breskens naar Rotter
dam vertrok, wijst er toch op dat er aan dit
contact nog het een en ander ontbreekt als
men de internationale markt vlot wil kunnen
bereiken. Trouwens: zou ook het Belgische
West-Vlaanderen, met zijn grote werkloosheid
niet tot meer ontwikkeling zijn gekomen als
de noord-zuid verbindingen dit gebied meer
uit zijn excentrische ligging hadden verlost?
Structuurversterking wenselijk.
DE vraag rijst of deze situatie onbevredi
gend is. Het antwoord hierop is veel
vormig. Nee, wanneer men de veelzijdig
samengestelde economie van Zeeuwsch-Vlaan
deren ziet, met zijn ruim 90.000 inwoners!
Nee, wanneer men, vooral in het westen zijn
bloeiende zeer sterk gemechaniseerde land
bouw aanschouwt! Nee, wanneer men het
snel toenemende vreemdelingenverkeer en de
nieuwe recreatiemogelijkheden in de Braak
man gadeslaat! Nee ookwanneer men be
speurt hoe de Belgische koopkracht er zich
64