No. 3/4
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
(nog) uitstort en wanneer men bemerkt dat
weer vooral in bet westen, het inkomenspeil er
het hoogste is van geheel Zeeland. En toch
onbevredigendJa, nl. als wij verdere eisen
stellen, als wij willen werken aan een gezonde
sociaal-structurele uitbouw, als wij de mensen
althans de kans willen geven er werk te vin
den, als wij de sociaal-culturele accommodatie
willen versterken en de leefbaarheid van de
streek willen vergroten, als wij niet alleen
mensen-leverend wingewest" willen zijn.
In het oosten betekent dit het veel meer ex
ploiteren van de unieke vestigingsfactoren aan
één van de poorten van West-Europa. In het
westen komt dit neer op het benutten van
enkele geschikte plaatsen al was het alleen
maar om gezonde bestaande bedrijven de kans
tot ontplooiing te geven. Op het Deltacongres
van de Vereniging van Nederlandse Gemeen
ten te Breda (mei 1956stelde prof. Groen
man dat hij geen bezwaar zag in het voort
bestaan van overwegend agrarische gebieden
die hun overtollige mensen aan „Holland"
blijven afstaan. Ons antwoord is tweeledig:
wie in ons land is er nog gediend met een nog
verder uitdijen van het randstedelijke mon
strum, behalve zij die het menselijk handelen
nog steeds gedomineerd zien door en ver
schraald tot economische impulsen? En dan,
waarom moest Van Melle persé verdwijnen,
een verschijnsel, dat ons steeds boven het
hoofd hangt als een bedrijf op een of andere
buiten onze schuld liggende oorzaak de
verbindingen! de capaciteit van de streek
te boven groeit?
Met de publicatie „Het westenen
overig Nederland" verzorgd door de Rijks
dienst voor het Nationale Plan en het Cen
traal Planbureau is onlangs het aantal theo
retische betogen voor een verdere decentrali
satie van de industrie en daarmee van de be
woning naar de periferie weer met één ver
meerderd. Dat een economisch toporgaan als
het Centraal Planbureau zijn stem hieraan
heeft toegevoegd, bewijst dat men gaat inzien
dat de grote maatschappelijke nadelen van een
voortgaande samenballing der bevolking in
het westen niet staan tegenover het econo
misch voordeel van concentratie maar dat aan
die nadelen nog een economisch nadeel wordt
toegevoegd. Wie de mens sociaal verwaar
loost, teert ook zijn belangrijkste economische
aktivum in. De consequentie voor Zeeland
ligt in een passus van de laatste pagina van
het rapport: „Hierbij zal aan de orde komen,
of in bepaalde streken soortgelijke voorwaar
den kunnen worden ontwikkeld als waaraan
het westen zulk een grote opbloei dankt; te
denken is b.v. aan de functie van het diepe
vaarwater, aan de betekenis van krachtige
stedelijke centra e.d." (cursivering door onder
getekende). Diep water vinden wij in Ter-
neuzen, krachtige stedelijke centra o.rn. in
Gent, 40 km van Terneuzen af. Met andere
woorden: langs het kanaal Terneuzen-Gent
worden ons van nature belangrijke ontwikke-
lingsvoorwaarden geboden met uitzonde
ring van de vaste doorverbinding, die Hol
land via het natuurlijke havengebied Zeeland
met Vlaanderen en uiteindelijk met een be
langrijk deel van West-Europa doet communi
ceren. Kan hierin worden voorzien dan is
daarmee de hefboom van de ontwikkeling van
Zeeuwsch-Vlaanderen gegeven. De kanaal
zone zou nl. zeer bevruchtend kunnen gaan
werken op het gehele gebied dat na de in
poldering van de Braakman tot een econo
mische eenheid is gesmeed. In vele andere
plaatsen zou de industrie-ontwikkeling toe
levering, uitbesteding, aanbod van meisjes
en de recreatie worden gestimuleerd.
Het dunkt ons goed nog enige cijfers te geven. Het
zielental van West Zeeuwsch-Vlaanderen is sedert 1880
toegenomen van 25.200 tot 27.700; zonder migratie
zou het 54.000 inwoners hebben geteld; van de per
saldo vertrokkenen was 72 °/o 20-30 jaar, 100 °/o
20-40 jaar oud. Oost Zeeuwsch-Vlaanderen telde in
1880 38.200 inwoners, in 1956 63.200; de vier ge
meenten in de kanaalzone namen in die tijd met onge
veer 160 »/o in zielental toe, dat is evenveel als het
Nederlandse gemiddelde. Al komt de randstad Hol
land hier nog ver bovenuit (de drie westelijke pro
vincies figureren hier met 200 °/o), toch blijkt een
copiëring van de ontwikkeling van het hart van
Holland ten zuiden van Terneuzen ook voor de
toekomst op kleine schaal mogelijk.
65