Een antwoord aan het westen ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 5 De iverkgroep Deltazaken en de Zeeuwse visie door Drs. M. C. Verburg IN bet Zeeuwsch-Vlaanderen-nummer schreven wij in ons artikel over Zeeuwsch-Vlaande- deren en de decentralisatie reeds over de brochure van het Centraal Plan Bureau en de Rijksdienst voor het Nationale Plan, getiteld „Het Westen. en overig Nederland" In deze publicatie wordt het pleit gevoerd voor een grotere spreiding van de werkgelegenheid over ons land en stelling genomen tegen een te grote samenballing in het westen. Wij wezen reeds op een belangrijke slotpassage in het betoog waarin wordt gewezen op de noodzaak buiten het westen soortgelijke voorwaarden te ontwikkelen als waaraan dit westen zulk een grote opbloei dankt. „Te denken is b.v. aan de junctie van het diepe vaarwater, aan de be tekenis van krachtige stedelijke centra e.d." De kanaalstreek TerneuzenSas van Gent met Gent in het binnenland en het havengebied van Vlissingen met de „kanaalstad" Vlissingen SouburgMiddelburg, die ongeveer 56000 inwoners telt voldoen aan deze voorwaarden. Het schema van studie-objecten dat werd opgesteld door de op 17 juli j.l. ingestelde Werk groep Deltazaken Zeeland en dat op 4 oktober d.a.v. door het Provinciaal Bestuur werd vrij gegeven is in zekere zin een eerste antwoord op de vermelde brochure. De drie voornaamste ontwikkelingsvoorwaarden zijn de centrale weg over de Ooster- en de Westerschelde (op de kaart die bij dit artikel is af gedrukt aangegeven onder de nummers 1 en 2) en de inrichting van een industrie- en havenbekken in de Westerschelde (no. 4 en 5). OP het Deltaplan zijn uit beleidsoog- punt een viertal visies mogelijk. De waterbouwkundige beziet de materie in de eerste plaats uit de technische hoek. De econoom heeft wensen die de economi sche ontwikkelingsvoorwaarden van de pro vincie ten goede komen; hij ziet het zoals het bedrijfsleven het ziet. Sociaal-cultureel zijn de voorwaarden waaronder de bevolking leeft en gaat leven kardinaal. De planoloog heeft interesse voor de vorm die in de ruimte van het landschap aan deze krachten moet worden gegeven. Deze vier zijn het niet altijd eens en dat is voor de meningsvorming zeer gunstig. Ons voorstel van een hangbrug over de Wester schelde heeft bij de technici een zekere wrevel opgewekt. Wij op onze beurt ergeren ons er wel eens aan dat de technicus de neiging heeft zijn gang te gaan alsof er geen grote econo mische belangen op het spel staan. En zo zijn er tussen alle vier deskundige visies wrijvings- vlakken. De ware „deskundige" echter ziet zijn „vakbelangen" een duidelijke functie in nemen te midden van het geheel van levens activiteiten en hij beseft dat hij maar een klein deeltje dekt. Hij beseft dat het leven en streven van de mens niet tot welk vakbelang ook mag worden verschraald. Wie kan be wijzen dat één van de bovengenoemde vak- 140

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 12