ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 zon, et vers la terre, au loin, des lu- mières s'allument fréquentes et grèles comme les cierges d'une nuit de Noél. k) Donkerder wordt het en stilaan daalt de nacht over de Zeeuwse wateren en landouwen. Lichtjes pinken overal en verlichten eveneens de machtige oceaanstomers; de mannen drom men naar de kroegen, terwijl de vrouwen op de drempels met elkaar staan te praten. De reiziger prijst ze gelukkig, ver als ze leven van het jachtige Parijs, vrij van de spanningen en conflicten van de moderne tijd en evenmin, zo voegt hij er heel nuchter-naïef aan toe, door hoge belastingen gekweld. Vegete rende mensen dus? Ja maar, wat zou dat, zo vraagt deze moderne scepticus zich af, die een ogenblik van al zijn hoogvliegende aspiraties uitblaast en met Horatius verzucht: beatus ille qui procul negotiis INTUSSEN is Gustave Kahn het thans ge heel in nachtelijk duister gehulde Middel burg opnieuw genaderd, na nog te voet een uitstapje naar West-Kapelle te hebben ge maakt waar de bevolking volgens de legende uit niets dan afstammelingen der Spanjaarden zou bestaan. De steeds talrijker worden de „couples d'amoureux" zijn de levensmoede inwoner der Ville Lumière een teken dat de stad niet ver meer is en zacht ironisch merkt hij op, terwijl hij naar de al drukker bezette bankjes aan de oever van het kanaal tuurt: Les voici plus fréquents, on est plus pres; de tres longues fiancailles se doi- vent mirer pres du tniroir alenti des canaux. m) Tot een ander soort ironie inspireert hem de tolgaarder die hem enige penningen lichter maakt: ditmaal een teken dat de beschaving nabij is, de beschaving waarvoor ook de vreemdeling zijn tol betalen moet. Onder de dreiging van een onweerslucht belandt de Fransman ten slotte in zijn hotel. Op het balkon staande, ziet hij nog even over de oude stad uit voor hij zich ter ruste be geeft: hij wordt getroffen door de alomtegen woordigheid van kalmte en rust bij wezens en dingen, ondanks de spanning van naderend onweer, terwijl alleen de wankele stap van een dronkaard de beate stilte verstoort, of, liever, deze accentueert. En wanneer ook dit geluid is weggestorven, en tegelijk hiermede de dronkemans-monoloog, slaapt heel het stadje, met zelfs zijn onrustigste inwoners. MORGEN zal de onrust weer beginnen, en naar steeds weerkerend marktge woel zullen stoomboten, omnibussen, wagens en rijtuigen hun reislustige passagiers vervoeren. Zullen zich onder hen ook buite nissige buitenlanders bevinden wier gezichten bij het vertrek de ontmoedigde uitdrukking vertonen van mensen die zich de reis mooier hadden voorgesteld dan ze in werkelijkheid bleek te zijn? Gelukkig blijkt deze laatste vrees onge grond, zo noteert deze curieuze opmerker met nogmaals een vleug van ironie. Want dit ver hindert de fraaie maquette in het tehuis voor vreemdelingen (wellicht een ouderwetse te genhanger van de moderne reisbureaus?wier bezichtiging de reizigers hun landerige stem ming doet kwijt raken. Even fris als de zo juist aangekomen gasten, aanvaarden ze dus de terugreis, terwijl ze de inwoners „les plus belles physionomies d'excursionnistes"n) te zien geven. Goes DANIEL A. DE GRAAF Vertaling der citaten a) En de dochters van Nereus met parels in de vlechten verhalen het nieuws dat snelgewiekte meeu wen haar komen brengen uit het rijk der fabels. b) Geen zomerreis weet zo zeer de vreugde bij ons op te wekken, welke het herkennen van lang geleden aanschouwde tuinen ons pleegt te geven (het is een jagen naar een restje van het verloren paradijs, dat zoeken naar schaduw bij zee), als reizen die overtoch ten op wiegelende stoomboten, mits over niet te brede wateren noodzakelijkerwijze met zich meebrengen, ge volgd door het rustig voortglijden over rimDelloze grachten waar huizen en wolken zich in zó kristal lijnen doorzichtigheid aftekenen, dat de détails er als in een spiegel worden samengevat. 166

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 12