ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 6 te schoonheid die de lichamelijke in belang ging evenaren. Een der Franse symbolisten nu die in Ver- laine de profeet dezer herboren kunst zag, was Gustave Kahn, schepper van het zg. vrije vers en criticus der symbolistische richting die aanvankelijk in de Vogue, daarna in de Revue Indépendante en later in de Revue Blanche zijn moderne ideën propageerde. In deze Revue Blanche 2) nu, die onder het directeurschap van Thadée Nathanson in het leven van Toulouse-Lautrec een invloed rijke figuur en mede daardoor aan de lezers van Moulin Rouge geen onbekende meer tot grote bekendheid kwam aan het einde der negentiende eeuw dat om zijn aspecten van decadente nabloei treffend met de term „fin de siècle" werd aangeduid, verzorgde Kahn een vaste rubriek getiteld „La Vie mentale". Eén nummer daarvan werd aan Zeeland, en met name aan Walcheren gewijd, welks schoonheid toen nog volkomen ongerept was. Toch manifesteerde zich ook daar, zij het op zeer bescheiden wijze, het moderne als een verre echo van het broeiende en kolkende leven der metropolen Rotterdam, Den Haag, Amsterdam ja zelfs van Parijs.... Het geheel werd een treffende evocatie, waarvan onderstaande regelen een idee beogen te geven. Men verwachte hier niet, gelijk uit boven staande reeds viel op te maken, een minutieuze beschrijving van Hollands zuid-westelijke provincie die zo diep in het Vlaamse land insnijdt. Evoceren en suggereren treden in de plaats van observeren en inventariseren. Ge waarwordingen vervangen waarnemingen, in sinuaties en toespelingen sensationele onthul lingen. Het was de tijd dat de lange zwarte handschoenen van Yvette Guilbert een Tou louse-Lautrec evenzeer inspireerden als een Odaliske een Ingres, een Delacroix of een Chassériau, en de monocle van Oscar Wilde deze schilder evenveel te zeggen had als de ongeklede David-figuur aan een Donatello, een Verrocchio of een Michel-Angelo. Ja, het kledingstuk, en daarvan weer het karakteris tieke detail werkte welhaast nog meer op de verbeelding der Modernen dan het naakt op die der Klassieken. Decadentie, zo men wil, maar dan in de gestalte van een genie dat van een duizelingwekkende hoogte is gevallen en zijn val was groot, indrukwekkender wel licht dan de prestaties der druk gebarende artisten der vorige generaties. Het was tijdens enige laaiend hete dagen van de zoele augustusmaand van 1896 dat de dichter-reporter zich door een zo sterk ver langen naar vakantie en een zalig niets doen bevangen voelde, dat hij er de voorkeur aan gaf, zijn gedachten willoos te laten wiegen op de indrukken welke een reis naar het noorden hem verleende. Daarom gaf hij ditmaal aan het tijdschrift dat hem onder de vaste mede werkers rekende slechts losse op het papier ge worpen notities aangaande de in een verre uithoek gelegen onbekende landstreek die hij bezocht, daartoe geïnspireerd door de zoete rust die hem beving op 15 uur sporens (bijna zestig jaar geleden!) van Frankrijks hoofd stad Zeeland door de ogen van een symbolist gezien: het doet ons nog zeldzamer aan dan de wijze waarop een De Amicis het ons doet aanschouwen in zijn bizarre schoonheid of Victor Hugo in zijn bonte pracht. Hoor hoe in een enkele zin een hele reeks van indrukken verwerkt en als het ware ge sublimeerd is: Aucun voyage d'été ne suggère cette joie des anciens jardins reconnus, cette poursuite d'un reste d'Eden, cette quête d'ombre pres de la mer, autant que ceux qui nécessitent le balancement des steamers sur un peu de large (pas assez pour que ce soit une vraie tra ver sée), puis le glissement sur les ca- 2La Revue blanche, second semestre 1896, blzz. 229236. 162

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1956 | | pagina 8