No. 1
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
opnemen. Bij gebrek aan nadere cijfers kun
nen wij hiertoe uitgaan van het geboorte-over
schot, dat is het aantal geboorten minus het
aantal sterfte-gevallen. Wij zien er dus van
af dat de mannelijke borelingen pas over on
geveer 15 jaar op de arbeidsmarkt komen en
dat het sterftecijfer evenmin gelijk is aan de
jaarlijkse afvoer van de beroepsbevolking.
Het mannelijk geboorte-overschot beweegt
zich de laatste jaren rond de 1.600. Bepalen
wij de gedachten tot ongeveer 1962, wanneer
de na-oorlogse geboorte-golf haar effect op de
arbeidsmarkt zal doen gelden, dan zouden
bij een sluitende migratie-balans, d.w.z. wan
neer de cijfers van vestiging en vertrek voor
Zeeland gelijk liggen in de komende 5 jaar
8.000 mannen beschikbaar komen. Gezien de
geldende verhoudingen zouden er hiervan
3.200 een plaats in de industriële bedrijven
met meer dan 10 arbeiders een plaats moeten
krijgen. Met de latere gezinnen van deze men
sen mee zou dit aantal van 8.000 beroepsper
sonen dus rond 35.000 inwoners opleveren.
Bovendien zouden er dan nog minstens voor
1.000 landarbeiders een plaats gevonden moe
ten worden.
Gezien de boven geanalyseerde ontwikke
ling ligt het voor de hand de vestiging van de
hiertoe nodige bedrijven te stimuleren in het
„Vlissingse" en „Terneuzense". Wij wijzen
hiervoor mede op de plannen van de Werk
groep Deltazaken Zeeland, die o.m. voor
Vlissingen aan een nieuwe buitenhaven heeft
gedacht. Een eventuele haven aan het Zuid-
Sloe zou voor de gehele arbeidsmarkt van
Midden-Zeeland gemakkelijk bereikbaar zijn.
Vlissingen, Souburg, Middelburg en Goes zou
den hiervan ongetwijfeld profiteren, evenals
b.v. vele plattelandsgemeenten in de Zak van
Zuid-Beveland. Men mag immers aannemen
dat de meeste werkers in bedrijven aan het
Zuid-Sloe werk-forensen zullen zijn.
Deze eerste injectie op twee vestigingspun-
ten waarvan Nederland er eerder te weinig
dan te veel heeftzal bevruchtend werken op
„secundaire industrie-centra", waar verzor
gende, toeleverende, uitbestedende en andere
niet-„zware" bedrijven een plaats zullen zoe
ken. Wij denken daarbij aan het „Hulsterse",
aan Walsoorden, Breskens, Middelburg, Goes,
Kruiningen-Hansweert, Zierikzee en 't „Tho-
lense". Zelfs eventuele „tertiaire industrie
terreinen" zouden hiervan profiteren. Be
schouwen wij nu plaatsen als Breskens, Vlis
singen, Middelburg, Goes en Kruiningen dan
zien wij dat de terreinen daar reeds uitgege
ven zijn. Met inbegrip van de accommodaties
zullen op deze punten redelijke, maar snelle
initiatieven ontplooid en vooral verwerkelijkt
moeten worden. Een van de belangrijke ves
tigingsfactoren, vooral voor de vrouw en de
kinderen van de ondernemer, mag daarbij niet
worden vergeten: het verbeteren van de be
woonbaarheid van de gemeenten. Het grote
plan dat Goes op dit punt onlangs heeft ge
publiceerd is een intelligente aanvulling van
de in deze gemeente levende wens tot de aan
leg van nieuwe industrie-terreinen over te
gaan.
Over de tuinbouw en het vreemdelingen
verkeer kunnen wij kort zijn. Ook daar liggen
gezien de recente ontwikkeling mogelijkheden
tot uitbreiding van de werkgelegenheid, die
verder moeten worden aangepakt. De nabij
heid van aantrekkelijke recreatie-oorden is
zelfs weer een attractie te meer voor industrie
vestiging.
Uit het voorgaande blijkt nog eens dat het
Deltaplan niet een kapstok mag worden waar
aan de toekomstproblemen worden opgehan
gen. De toekomst ligt ook dichterbij. Trou
wens voordat het Deltaplan ons Zeeuwen ge
reed vindt zal er een lange aanloop moeten
worden genomen. Juist nu het probleem van
de Randstad Holland in de practische poli
tiek staat te worden betrokken moet de
springplank worden uitgelegd.
Voor het eerst zal dan het Zeeuws kernpro
bleem in zijn volle omvang en als deel van de
nationale problematiek worden gesteld.
15