ZEEUWS TIJDSCHRIFT (Foto L. de Rijke) De brand zet door, maar heeft de contouren nog niet aangetast. lijks meer van een historisch monument sprake was. De onderste geleding was met cement bedekt; de tweede en dat was erger - in de 19e eeuw van zijn oorspronkelijke huid ontdaan en met kleurloze waalsteen ommet- seld. Alleen de houten bovenbouw was nog oorspronkelijk geweest, en die was nu juist verloren gegaan! Over de kerk had hij soort gelijke dingen te zeggen. Von Brucken Fock heeft deze tegenstand ook later nog laten merken. Zijn gedachten zijn interessant. In 1912 schrijft hij: Een toren speelde in het oude stadsleven een groote rol: hoog boven den stadsmuur heen moest hij zichtbaar zijn als het symbool van de superrio- riteit der gemeente. Het best „doet" hij dan ook in het silhouet der stad. Alleen uit dien hoofde ware wederopbouw van een dergelijk monument wenschelijk, overal in den lande, No. 2 behalve in Vlissingen. Immers in die stad be- heerschen ijzeren torens, de scheepskranen van de Mij. „De Schelde", het stadsbeeld." Na voorts geconstateerd te hebben dat Vlissingen in zijn opkomst als badplaats op weg was te worden „een openluchtmuseum van leelijk- heid", en dat de 50.000,die de toren zou kosten beter voor andere esthetische doel einden konden worden besteed, teneinde het publiek op te voeden, gaat hij verder: „Wel degelijk zou het mogelijk zijn, zonder den to renspits op te bouwen, toch een aesthetisch ge heel te verkrijgen. Het bepleisterde ge deelte des torens. zou men schuil kunnen doen gaan onder een lieflijken klimopmantel, de top zou eenvoudig kunnen worden afge dekt, al dan niet met een balustrade als be kroning, al dan niet met opstaande wijzer platen in den geest van den toren te Dord recht. Hij betreurde d,at men ook de kerk niet had laten staan als „een schilder achtige bouwval in de achterbuurt te midden waarvan zij zich verheft", en op een andere plaats een nieuwe kerk gebouwd die beter aan de Protestantse eredienst beantwoordde dan een „pseudo-gotisch monument"Dit waren, ondanks de klimopromantiek, vooruitstreven de gedachten. ZOVER wilden anderen echter niet gaan. Zij wilden wel herstel van kerk en to ren, doch voor zover het aanvulling be trof in vormen van de eigen tijd. Zo hield de architekt A. Weissman een rede voor „Nehal- lennnia" te Middelburg, waarin hij zeide dat hoeveel vlijt, goede smaak en geld men ook aan de wederopbouw trachtte te besteden, de spits waar de Ruyter in klom kreeg men niet terug Ook tegenstanders blijken in de ban van de Ruyter te zijn geweest, zij het met het tegenovergestelde effect! Het beste was, volgens hem te doen wat vorige geslachten hadden gedaan, zoals de Middelburgers in de 18e eeuw na het verbranden van de spits van de „Lange Jan": zij herstelden de schade in de stijl van hun eigen tijd! 48

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 20