Jonge Zeeu wse schilders 1
HANS HEERENzoekend naar spirituele waarden
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 2
SEDERT het eind van de 19de eeuw
wordt onze Westeuropese kunst ge
karakteriseerd door een grote diffe
rentiatie van opvattingen en richtingen, waar
uit blijkt dat zij zich, in tegenstelling tot alle
andere perioden uit de cultuurhistorie, heftig
verzet tegen iedere leidende gedachte of alge
meen geldende esthetische normen.
Ondanks deze verscheidenheid van inter
pretatie draagt de hedendaagse kunst ken
merken in zich, waaruit men zou kunnen af
leiden dat een nieuwe belangrijke fase in de
cultuur zich heeft gemanifesteerd.
In de nieuwe cultuurperiode, die in de 6de
eeuw in Byzantium voor het eerst tot grote
bloei komt en met de Barok op het laatst van
de 18de eeuw eindigt, herhaalt zich een ont
wikkeling als in de Griekse kunst valt te con
stateren. In dit verband in het interessant te
zien, hoe de Byzantijnse en de Romaanse
kunst een opvallende verwantschap vertonen
met de Grieks-Archaïsche, de Gotiek en Re
naissance met de Klassieke en de Barok met
de Hellenistische kunst.
Zou het nu met het oog op dit verschijnsel
juist zijn te veronderstellen, dat de kunst van
af het einde van de 19de eeuw wederom in
een archaïsch stadium is getreden en daaraan
tevens de conclusie te verbinden, dat de ont
wikkeling van kunst in het algemeen aan
zekere wetten gehoorzaamt?
In ieder geval blijkt het soms gestyleerde,
vaak tweedimensionale en dikwijls abstracte
karakter van de contemporaine kunst er op te
wijzen, dat deze vraag mogelijk bevestigend
beantwoord zou kunnen worden. En wel voor
namelijk, omdat deze decoratieve en geeste
lijke kenmerken van een typisch archaïsche
hoedanigheid blijken te zijn.
Het stemt tot voldoening te mogen vast
stellen, dat ook enige van onze Zeeuwse schil
ders bezield schijnen van deze nieuwe ge
dachte, welke bezig is aan de kunst een waar
lijk grootse vorm en gestalte te geven, haar
opheffend uit de impasse, waarin zij sedert
haar ontaarding in het electricismege
durende de 19de eeuw was geraakt.
Niet alleen omdat een uitvoerige beschou
wing over hun werk nog niet aan de orde is
geweest, maar ook omdat de kwaliteit van dit
werk zulks alleszins rechtvaardigt, moge hier
de aandacht worden gevestigd op het oeuvre
van de jeugdige Zeeuwse schilders Hans Hee-
ren, Andries Minderhout en Jac. Prince.
DE thans 30-jarige Hans Heeren doorliep
de academie van Beeldende Kunsten in
Rotterdam en studeerde vervolgens in de
vrije schilderkunst aan de Jan van Eijck-aca-
demie te Maastricht. Geruime tijd werkt hij
er onder professor Lau. Dan beëindigt hij zijn
studie en vestigt zich als zelfstandig schilder
te Maastricht en vervolgens in zijn geboorte
stad Middelburg, waar hij thans nog verblijft.
Uit zijn bedachtzame rationele schilder-
trant bemerkt men al spoedig, dat Heeren
meer te zeggen heeft dan alleen het weergeven
van louter visuele emoties. Hij distancieert
zich dan ook zorgvuldig van het momenteel zo
populair geworden impressionisme.
Heeren is geen commercieel kunstenaar.
„Het impressionisme heeft zijn grote triom-
Het bijeenvoegen van wat in de bestaande stro
mingen als het beste wordt beschouwd.
52