ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 2 teit of door een drakerige, onwezenlijke ro mantiek. Het laatste geldt vooral ook voor het toneel. Plaats in die tijd nu de kleine stad Middelburg. Ge vindt het klein-burgerlijke ex tra beklemtoond. Het kleingeestige van de al gemene samenleving wordt nog kleingeestiger, de zielloze levensverhoudingen worden nog matter en potsierlijker. Maar bovendien ver keerde Middelburg in een staat van verval en ellende. Heel Zeeland was van de wereld af gezonderd. Er was nog geen spoorwegverbin ding van Bergen op Zoom naar Vlissingen. Om van Walcheren uit de andere delen van het land te bereiken, dat kostte dagreizen. Men moest met vele veren de Zeeuwse wate ren oversteken en was daarbij afhankelijk van de weersgesteldheid. De handel in Middelburg was volkomen verlopen, de industrie was ver gaan. De stad was hygiënisch verwaarloosd, de bevolking was verzwakt, ondervoed, en miste alle levenskracht. De kindersterfte was onrustbarend. Men had pogingen aangewend om de textiel-industrie gedeeltelijk naar Zee land te verplaatsen. Een der figuren die aan die pogingen deelnam, met succes omdat hij de energie opbracht om het textiel-vak eerst in Twenthe te gaan bestuderen, is Willem Schuilwerve, een flink zakenman en hard werker, die het tot Directeur brengt van een Middelburgse weverij, met filialen elders in Zeeland. Wat horen we verder over hem? Het is merkwaardig dat het accent bij de uit beelding van zijn persoonlijkheid op zijn men selijke wederwaardigheden valt en Schuil werve in zijn hoedanigheid van zakenman veel minder sterk tot ons spreekt. De geest van de tijd, de inrichting der toenmalige sa menleving wordt ons zeer scherp en duidelijk getekend, maar dat geschiedt in de omringen de figuren. De auteur heeft zijn tijdsbeschrij- ving heengewonden om een kleine ietwat wrange idylle. Wat is dat gevecht tegen de BierkaaiHet is het vechten van Schuilwerve, den Directeur van de textiel-onderneming tegen de bekoring van een dame, die op de Bierkaai woont. Door aan zijn boek de titel te geven van een oude Nederlandse spreekwijze, die tevens de toe stand uitbeeldt waarin Middelburg in de da gen van Schuilwerve verkeerde - een wan hopige en mislukkende worsteling om zich te herstellen - combineert de schrijver twee be doelingen: het motief van zijn eigenlijk ver haal te benoemen en tevens den lezer voort durend er aan te herinneren, dat het hele leven in Middelburg tijdens het midden der negentiende eeuw een bestendig vechten tegen de bierkaai was. Er gebeurt het volgende. Schuilwerve krijgt contact met de weduwe van zijn gestorven boekhouder, Jozien Pasveer, die hem raad komt vragen in financiële aangelegenheden. Zij is een levenslustige en mooie vrouw. Schuil werve gaat haar bezoeken en die bezoeken worden al menigvuldiger. Want er straalt een bijzondere bekoring van haar uit, waartegen hij, als man, niet bestand blijkt. Zijn betrekking tot haar groeit tot een liefdesverhouding. Er is voor deze innige relatie geen andere aan leiding dan haar boeiende persoonlijkheid. Want Schuilwerve heeft een aardige, aantrek kelijke vrouw en een gezond, gezellig gezin om zich heen. Hij geraakt in een dubbel leven. Hij viert zijn liefdesgenoegens uit op de Bier kaai, terwijl hij zijn wettig gezin in de Segeer- straat toch niet in de steek laat. In zijn binnen ste is Schuilwerve ontevreden over de toe stand, waarin hij is geraakt. Hij vecht tegen zijn hartstocht voor Jozien, maar hij gevoelt zich zo machtig tot haar aangedreven, dat hij aan de overspelige verhouding maar geen einde kan maken. Later dan wij verwachten krijgt zijn vrouw Claartje kennis van zijn misstap. Wij hadden vermoed, dat het geroddel, dat iedere kleine, benepen gemeenschap eigen is, haar wel eerder zou hebben gewaarschuwd, maar het geval dringt eerst tot haar door wanneer een van zijn arbeiders, die hij wegens diefstal had ontslagen, zijn wraak op den pa troon koelt door haar een anonieme brief te schrijven, waarin de feiten worden vermeld. Claartje vervalt niet in een toestand van 36

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 8