No. 3
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
zet aantekent tegen de structurele zwakte er
van en daarom ook weer als een reactie kan
gelden.
Van dit neo-impressionisme blijkt Hart
Nibbrig de meest consequente vertegenwoor
diger. In het werk van Toorop bespeurt men
een sterk toenemende neiging tot het decora
tief monumentale, terwijl Mondriaan via het
cubisme later de abstracte richting inslaat.
Jacoba van Heemskerck, die aanvankelijk
ook diviseert3) introduceert met L. Schelf
hout in 1912 voor het eerst het cubisme in
Zeeland.
Deze techniek vindt hier blijkbaar geen
gunstig onthaal, want een overigens niet on
verdienstelijk observerend criticus schrijft in
de „Middelburgse Courant" van 30 juli 1912:
„Waarom dan nog onderwerpen uit de na
tuur gekozen als ze toch vervormd worden,
zoals de natuur ze nooit te zien geeft. Wij
kunnen niet anders zeggen dan dat we het
werk van deze cubisten niet mooi vinden
HOEWEL Toorop, Mondriaan, Nibbrig
en Van Heemskerck verschillende jaren
achtereen gedurende de zomermaanden
in Zeeland hebben vertoefd, is er weinig reden
om aan te nemen dat zij de Zeeuwse schilder
kunst in bijzonder sterke mate hebben geïnflu
enceerd.
Waarschijnlijker is dat zij de belangstelling
voor het culturele leven hebben geactiveerd en
de lust tot kunstbeoefening geprikkeld, want
in enkele catalogi van de door hen in de jaren
19111914 te Domburg gehouden exposities
lezen we de namen van talrijke Zeeuwse schil
ders.
In de eerste wereldoorlog verschijnen hier
vele prominente figuren uit de kunstenaars
wereld. Het zijn Jan Sluijters, Theo van Does
burg, Piet van Wijngaardt, Matthieu Wieg
man, de Fransman le Fauconnier en de Hon
gaar Goth, die in Veere is gebleven. De grote
Rotterdamse expressionist Chabot bewoont in
de dertiger jaren zelfs een huisje te Vrouwen
polder.
Een sterke impuls krijgt de Zeeuwse schil
derkunst van de door de Duitse invasie in
1914 over de grens gedrongen Belgen Verin,
Vaas, Schültze en de thans 91-jarige G. Ja
cobs, die zich in oktober van dat jaar voor
goed in Vlissingen vestigt en in deze stad de
kunstkring „Het Zuiden" opricht.
Ook al is Jacobs verstard in de schilderkun
stige problematiek der 19de eeuw, toch is de
geruisloze oppositie die de laatste tijd tegen
hem wordt gevoerd zeker niet altijd te recht
vaardigen. Daarvoor zijn de invloeden van
zijn kunst hier te krachtig geweest en zijn epi
gonen te talrijk. De doorwerking van zijn pic
turale visie is zelfs tot op heden in het oeuvre
van verschillende Zeeuwse schilders duidelijk
aanwijsbaar.
Van grote betekenis is de komst van de
Gentenaar Reimond Kimpe, die zich in 1918
in Middelburg vestigt en met Jacobs, Van
Dijk uit Veere en de talentvolle, doch later
verslappende Noord-Bevelandse impressionist
Koets lange tijd de Zeeuwse schilderkunst be
heerst.
Een verlies voor Zeeland is het vertrek naar
Amsterdam van de in de trant van Braque
werkende Kloetinger, M. J. v. d. Spoel, de
enige schilder die met zijn kunst in Holland
de aandacht heeft getrokken.
ALS we na deze vluchtige terugblik op de
geschiedenis van vijftig jaar schilder
kunst in Zeeland, waarbij de sculptuur
wegens haar geringere betekenis onbesproken
moest blijven, thans het oog richten op de
hedendaagse Zeeuwse beeldende kunst, dan
mag worden vastgesteld, dat de kunstenaar
zich over het algemeen heeft bevrijd uit het
verlokkelijke klimaat der impressionistische
traditie.
Dit proces van omwenteling en vernieuwing
dat zich reeds vroeg bij Kimpe manifesteert,
begint thans, mede door de opkomst van een
jongere generatie, steeds krachtiger door te
werken.
75