Het Zeeuwse vacuüm
No. 3
dimensionale vormentaal met vaak een sterk
accent op de geestelijke inhoud. Ook in de
muurschilderingen van Heeren en Prince is
soms een zekere affiniteit met de opvattingen
uit oude stijlperioden merkbaar.
Ondertussen mag de betekenis van de
wandschilderkunst niet worden onderschat.
Vooral nu zich in de architectuur een steeds
groter wordende behoefte aftekent naar sa
menwerking en eenheid met de beeldende
kunst, moet de kunstenaar zoveel mogelijk de
gelegenheid worden geboden zich ook in deze
richting te ontplooien.
Ongetwijfeld bezitten wij enkele kunste
naars aan wie deze taak met vertrouwen kan
worden opgedragen. Uiteraard dient hier in
het bijzonder te worden gedacht aan de jon
gere generatie die reeds blijk gaf met de ver
schillende problemen van het muurvlak ver
trouwd te zijn en in wier werk wij stellig
kwaliteiten ontdekten welke een belofte in
houden voor de toekomst.
Hoewel in onze provincie de laatste tijd
lofwaardige initiatieven genomen zijn om de
relatie kunstenaarpubliek te verbeteren, is
deze verhouding thans nog verre van ideaal.
Hoe spontaner en inniger is de verbondenheid
van de Limburger met zijn kunstenaars en met
welk een blinde ijver bejubelt en protégeert
men daar zijn beste artisten. De geprivilegieer
de positie die de gevierde Charles Eijck in
Maastricht inneemt vindt in Nederland zijn
weerga niet.
Vanzelfsprekend willen wij niet naar dit
Limburgs model onze positie tegenover de
kunstenaar bepalen, maar trachten hem te be
naderen door belangstelling of verdieping in
zijn werk.
Er zijn verschillende Zeeuwse kunstenaars
wier namen hier niet werden genoemd. 5) Zij
dienen te bedenken dat zulks nog geen depre
ciatie van hun kunst behoeft te betekenen en
dat ook de critiek in haar keuze en beoorde
ling feilbaar is.
In dit verband besluiten wij gaarne met de
woorden van een criticus, die schreef: „Slechts
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
wat diepe wortels heeft, trotseert de storm.
Prijzen, provinciale of andere, lovende of af
brekende beschouwingen van kunstcritici kun
nen het oordeel van de tijd voor enkele jaren
opschorten, meer niet".
Juni 1957. F. H. JILLEBA.
Deze richting die omstreeks 1850 in Engeland
opkwam beschouwde de Italiaanse schilderkunst
na Giotto en vóór Rafaël als de meest ideale.
2) Het streven naar segregatie van de kleur berust
op het gebruik van afzonderlijke toetsen van on
vermengde kleur.
3) Het beoefenen van het luminisme.
Schilderkunst zonder het herkenbaar voorwerpe-
lijke.
Mr. Van Schagen was wegens zijn verblijf in En
geland niet bereikbaar.
In Nijmegen is het vierde studenten-congres
der Nederlanden gehouden, waaraan onge
veer duizend academici deelnamen. In zijn
slotrede zei Prof. J. Demeyer uit Leuven on
der meer dat de Lage Landen het natuurlijke
voorland vormen voor het industriële hart
van Europa. Het Deltaplan zal deze buiten
gewone verkeers-geografische betekenis van
het driestromengebied nog vergroten. In dit
verband waarschuwde prof. Demeyer tegen
een zich blind staren op verouderde tegen
stellingen als die van Antwerpen-Rotterdam.
Die tegenstelling bestaat reeds lang niet meer
en in feite groeit, zeker wanneer het Zeeuwse
vacuüm door de uitvoering der Deltaplannen
is opgevuld, één groot havencomplex dat rei
ken zal van het IJsselmeer tot ten zuiden van
Antwerpen.
Uit de N.R.C. van 16 maart 1957.
85