No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT Wie rook blaast door Uw dromenis een schelm: Zo doen de schoonheidsschuwen en de frikken. Men nodigt hen aan tafel en men ziet ze als de kippen hier een graantje pikken en daar wat laten vallen voor 't krediet. Ik neem nu afscheid tot een volgend maal, ik zie U weer, U moet in mij geloven, ik wenk U met de handen van de taal en geef nog een „Verklaring" daarenboven. VERKLARING Omdat er geen verklaring is te geven is het zo helder als de eerste dag, toen alles op één teken overging tot leven en er geen stof nog op de dingen lag. Een zon die doorbrak in een onbewolkte lucht; een plant werd groen, een bloem kreeg duizend geuren, een spier kreeg spanning, vleugels kregen vlucht, het was te schoon om nog eens te gebeuren. Nu is dat anders en dat is bekend: Sindsdien vliegt, loopt, groeit alles naar de dood. Eén dode vogel kan dit alles leren. Maar wat er naast het sterven overschoot moet men onsterflijk, eindeloos begeren. ENVOY Mijn vriend, wat ik hier schreef, schreef ik voor jou. Je hebt veel rijkdom op mij te verhalen en ik gedenk dit voor de morgendauw, Als ik zal luistren naar jouw nachtegalen. Utrecht, februari 1956. MARCO FONDSE. 101

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1957 | | pagina 13